„Beschrijving der Groote of St. Bavokerk te Haarlem"
van 1846. Het is ook niet erg waarschijnlijk, dat de
steenhouwer Sigault tevens beeldhouwer was. Ook
zou men dit werk dan eerder een plaats hebben
gegeven op de tentoonstelling in het Paviljoen bij de
kunstwerken. Wellicht leverde hij bij zijn marmeren
monument een afgietsel in gips van een reeds bestaand
borstbeeld van den Koning 1).
Op 10 October ving de trekking der loterij, die
16 Augustus gesloten was, aan; ruim 17500 loten
waren verkocht. Sympathiek was het, dat vele inzen
ders geen aanspraak maakten op de bedragen, die de
door hen ingezonden voorwerpen opgebracht hadden,
maar deze geheel of gedeeltelijk afstonden ten behoeve
van degenen, die dit jaar door hevigen watersnood
gekweld waren.
Door den langeren duur der tentoonstelling waren
de 20.000, welke de stad als onkosten beraamd had,
wel is waar overschreden, maar men had er veel
vertier door gehad en den ingezetenen veel genoegen
verschaft. Dit blijkt ook uit een brief van dank,
onderteekend door 140 burgers van naam, welke het
Stadsbestuur in September 1825 mocht ontvangen.
Of dit alles echter een vandalisme als het afbreken
van de Groote Houtpoort rechtvaardigde, blijft de
vraag, vooral waar de gehoopte opbloei van de Haar-
lemsche nijverheid op zich liet wachten.
De beteekenis van de tweede nijverheidstentoon
stelling is het best te kennen uit het rapport van de
Hoofdcommissie aan den Koning van 27 Juli 1825.
Het behandelt: 1. loop harer werkzaamheden, 2. alge-
Blijkens den brief, waarbij Sigault het monument aan de stad ten ge
schenke bood, was het tegenwoordige opschrift er toen reeds op aanwezig.
De magistraat maakte echter geen gebruik van zijn aanbieding, ook hun namen
daarop te vermelden.