58
de eerste tentoonstelling onderscheiden waren en sinds
dien geen voortgang hadden gemaakt, geen nieuwe
onderscheiding werd verleend, maar slechts eervolle
vermelding in het rapport van die van 1820 werd
gemaakt. Zeer waardevol voor den stand van de
industrieën zijn de opmerkingen van de commissie
daarover aan het begin van ieder hoofdstuk.
Het is misschien wel interessant, het aandeel van
Haarlem in de behaalde prijzen alhier te vermelden.
De drukkunst dezer stad was ook al door de hoofd
commissie in haar rapport bijzonder geprezen als
hoogste graad van volmaaktheid. Het was de firma
Joh. Enschedó en Zonen, die voor haar stereotypplaten
een gouden medaille verwierf en bovendien een eervolle
vermelding voor haar uitgaven, waarmede zij den
alouden roem van Haarlem ophield. De wed. Loosjes
had in 1820 een zilveren medaille verworven, terwijl
Vincent Loosjes thans eveneens een eervolle ver
melding voor zijn uitgaven kreeg. Zilveren medailles
werden uitgekeerd aan de firma's Kops en Van der
Schaft voor haar garens en Karel Gerber (voorheen
J. VAN der Meulen) voor tentoongestelde brandspuiten.
In 1820 had de firma J. Hoofman Co. een zilveren
medaille voor haar garens gehad, waarom zij nu een
eervolle vermelding ontving, evenals de firma wed.
Gogel te Bloemendaal, die in 1820 een gouden medaille
had behaald met de inzending van blauwsel en huis-
groen. Eenige andere firma's te Bloemendaal konden
daarmede nu slechts een bronzen medaille winnen.
Er werden in het geheel 11 gouden, 103 zilveren
en 189 bronzen medailles uitgereikt. Over het algemeen
haalde het Zuiden hiervan het leeuwendeel weg, maar
ook in het Noorden sloeg Haarlem een droevig figuur,
vergeleken bij Amsterdam en Leiden. Het meest