66 Leyduin tot ons gekomen. Blijkbaar was het gebouw niet bijzonder fraai en bij geen verkoop wordt het als welbetimmerd of met een dergelijk predikaat aan geprezen. Het tegendeel spreekt uit het feit dat J. S. VAN Naamen het huis laat sloopen en in 1805 aan den Ontvanger der verponding 668.betaald heeft voor „het permitteeren tot het amoveeren van het gebouw staande onder Ley duin". Wat blijkens een ander stuk reeds in Dec. 1803 was begonnen. De vergoeding was verplicht om de vermindering van den aanslag in de verponding bij het ontbreken van een huis op het goed. In Oct. 1804 doet J. S. van Naamen dan Leiduin ondershands over aan Hendrik van Geenhuizen. De grootte van Leyduin plus kakelije wordt dan gesplitst in 20 morgen eigen grond en 43 morgen beplante duin (in erfpacht). Van Geenhuizen zal hem ƒ4000.— contant betalen, terwijl van Naamen er ƒ16.000.— hypotheek op houdt. Het prijsverschil met den verkoop van 1798 namelijk ƒ16.000.is naast de slooping van het huis te danken aan de waardeverminderingen in den Franschen tijd. Maar van Geenhuizens bezit duurt slechts kort, want in 1807 gaat alles weer voor ƒ28000.1 aan van Naamen over. Dan begint een nieuwe splitsing van het goed. 2 Juni 1808 koopt Prof. David Jacob van Lennep van het Manpad van Van Naamen blijkens de begrenzingen 1 het Noordelijk deel van Leyduin met de Rel of Beek en de Cascade als grens door het goed zelf. Daarom moet David J. v. L. de drie bruggetjes daarover namelijk bij het hek van de gewezen menagerie, dat bij de Cascade en de brug over de Rel in de duinen afbreken. Hij koopt voor 4400.de gewezen boer derij van de geamoveerde hofstede Leyduin nog met „een salon staande in de gewezen menagerie met een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1939 | | pagina 92