HAARLEMSCHE STADSHISTORIE-
SCHRIJVERS UIT DE i8e EEUW
Haarlem is in de 18e eeuw twee stadshistorieschrijvers
rijk geweest, die beiden een deel van hun leven gewijd
hebben aan de teboekstelling van de geschiedenis der
stad, doch deze geen van beiden volkomen beëindigd
hebben, Pieter Langendijk en Gerrit Willem van
Oosten de Bruyn. Van den laatste is het eerste deel
van zijn „De Stad Haarlem en haare geschiedenissen"
in 1765 uitgekomen, maar het tweede in manuscript
blijven liggen. Dit handschrift wordt thans op het Haar-
lemsche gemeente-archief bewaard, alwaar het ge
komen is door een schenking van de erven van den heer
L. M. Beels van Heemstede, een nakomeling van den
schrijver, in 1882. Tegelijkertijd werden teruggegeven
tal van stukken, afkomstig van Langendijk en Van
Oosten de Bruyn, welke dezen ten behoeve van hun
werk hadden gebruikt of meegenomen. Van Oosten
de Bruyn immers was de opvolger van Langendijk als
stadshistorieschrijver en heeft blijkbaar ook veel van
diens aanteekeningen en manuscripten geprofiteerd.
Het Rijksarchief in Noord-Holland bezit eveneens een
tweetal portefeuilles met aanteekeningen voor de be
schrijving en geschiedenis der stad, grootendeels van
Langendijk's hand1). Deze portefeuilles zijn op het
oogenblik bij het gemeente-archief in bewaring, waar
zich trouwens ook bevindt, al hetgeen Langendijk van
zijn stadsbeschrijving bij zijn dood voltooid had.
Pieter Langendijk was in 1683 te Haarlem ge-
(1) „Bouwstoffen verzameld en aanteekeningen gemaakt door P.
Langendijk," aangekocht door het Provinciaal Archief in 1864.