- io6 -
boren in de Gierstraat tegenover de Botermarkt. Nadat
hij reeds jong zijn vader verloren had, kwam hij in
Amsterdam in huis bij Willem Sewel, waar hij onder
wijs o.a. in het Latijn genoot. Toen de door zijn moeder
begonnen linnenzaak niet goed ging, verhuisde zij naar
den Haag, begon daar opnieuw een winkeltje en nam
haar zoon weer bij zich. De moeder was zeer verkwis
tend en ging zich ook vaak aan sterken drank te buiten,
zoodat Pieter trachtte in hun onderhoud te voorzien
door het vervaardigen van damast en servetgoed naar
eigen patronen. Door zijn bekwaamheid hierin trad hij
c. 1702 in dienst bij een voornaam wever te Haarlem.
Ondertusschen had hij zich in de beoefening der
dichtkunst naam verworven, terwijl ook reeds zijn
tooneelwerk succes had gehad. Zoo werd hij in 1721
factor van de Haarlemsche rederijkerskamer „Trou
moet blijcken" en schreef daarvoor jaarlijks een jaar
zang. Na den dood van zijn moeder in 1727 huwde hij
met Joanetta Sennepart, die in 1729 overleed.
Langendijk had zich middelerwijl een aardige ver
zameling boeken, prenten, enz., alsmede een buitentje
aan de Brouwersvaart verworven, maar, hetzij door de
spilzucht van zijn vrouw, hetzij door eigen zorgeloos
heid, zijn welvaart hield geen stand en in 1747 moest
hij alles verkoopen. Burgemeesteren van Haarlem
hebben toen in 1749 Langendijk een plaats in het
Proveniershuis bezorgd x), met de opdracht, een ge
schiedenis der stad te schrijven. Immers het was bekend,
dat Langendijk van plan was, de geschiedenis van
Haarlem van Samuel Ampsing2), die slechts tot ib2Ö
liep en door de „Harlemias" van Th. Schrevelius in
(1) In het huis in de Kerkstraat, waarin de Vereeniging Haerlem
in 1935 een gedenksteen in den gevel plaatste. «__j
(2) „Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem in Holland.