„Uw Letterheld, die, zulk een reeks van Jaren,
„Vol Luister heeft gebloeid, aan 't zeilrijk Sparen,
„Te ontijdig legt verwonnen van de Dood!
„Schijnd echter ons de hoop te strelen
„Dat, door een schrandren Geest, dit stuk
„Hervat, voltooid en door den Druk,
„Geplaatst zal worden bij 's Mans andre Boek juwelen".
Op 28 Maart 1758 x) is Van Oosten de Bruyn toe
aan een besogne met een door Burgemeesteren be
noemde commissie en het komt mij voor, dat dan pas
zijn eigenlijke taak als geschiedschrijver aanvangt. Te
voren heeft hij waarschijnlijk het werk van Langendijk
nagezien en in verband daarmede zijn plannen opge
maakt. Op 23 Mei 1760 krijgt hij de vergunning van
Burgemeesteren, om het stedelijk archief te raadplegen
en vangt hij dus eerst met zijn zelfstandige studiën aan.
Mr. Gerrit Willem van Oosten de Bruyn is een
geheel andere figuur dan Langendijk. Hij is geen be
schermeling der magistraat, die de hem bewezen gun
sten moet betalen met zijn historischen arbeid, maar
zelf een regent, die dit werk uit liefhebberij op zich neemt
en daarvoor dan ook geen andere belooning erlangt dan
een zeker aantal overdrukken2). Hij was geboren te
Amersfoort in 1727 als zoon van Cornelis de Bruyn en
Elisabeth van Oosten. De vader was predikant en
werd in 1739 naar Haarlem beroepen, waar Gerrit
Willem de Latijnsche school bezocht, om daarna
„summa cum laude" naar de Hoogeschool bevorderd te
worden. Hij studeerde te Utrecht, waar hij in de rech
ten promoveerde, maar zich tevens op de klassieke
- ii3 -
(1) Resolutiën van Burgemeesteren.
(2) Resolutiën van Burgemeesteren, 20 Dec. 1764.