- 94 -
een staak gestoken. Zijn goederen werden verbeurd verklaard.
Deze executie kostte aan Rijnland 612 pond. In 1746 werd
iemand, die eenig dijkmateriaal had ontvreemd, door de
vierschaar van het Hoogheemraadschap veroordeeld om ge
brandmerkt te worden met het wapen van Rijnland, na eerst
door den scherprechter gegeeseld te zijn en wel met „den
strop om den hals". Bovendien werd hij verbannen en moest
o.m. ook de kosten van het proces betalen. De toenmalige
Dijkgraaf, die de straffen requireerde en met de uitvoering
er van was belast, bleek geen gemakkelijk heer te zijn; althans
in deze zaak had hij geëischt, dat de gevangene naar het scha
vot van Gravensteen te Leiden zou worden gebracht en aldaar
opgehangen. Na verloop van drie uren na zijn dood moest
het lichaam van de galg genomen en „als begraafenis on-
weerdig" naar den Spaarndammerdijk getransporteerd wor
den alwaar het lijk „ten proye van het wild gevogelte des
heemels" zou worden opgehangen, zulks als afschrikwekkend
voorbeeld voor anderen. De welbekende uitdrukking „streng
is mijn hand, doch liefelijk mijn gemoed" zal vermoedelijk
wel moeilijk toe te passen zijn geweest op dezen Dijkgraaf,
ten minste wat de „liefelijkheid zijns gemoeds" betrof.
Lezers die uitvoerig wenschen te worden ingelicht omtrent
de rechtspleging in vroeger eeuwen in Rijnland, moge ik ver
wijzen naar het in 1934 uitgegeven boek van Mr S. J. Focke-
ma Andreae, Het Hoogheemraadschap van Rijnland. Zijn recht en
zijn bestuur van den vroegsten tijd tot 1857. Verlucht met kaarten
en afbeeldingen. En voorts naar het artikel van den heer W.
F. van der Burgh, adjunct-archivaris van Rijnland in het
maandblad Het Waterschap van Januari-Februari 1939, als
mede naar de verschillende bronnen in dat werk genoemd.
Mevrouw Jo. M. Sterck-Proot heeft in haar boek Haar
lems oudste tijdeneen hoofdstuk gewijd aan de oude recht
spraak te Haarlem. De verdienste daarvan is zeker ook, dat
deze schrijfster daarbij in eenige groote lijnen de oude recht
spraak toelicht. Verder lezen wij bij haar op bladzijde 107
o.m.: „voor de uitvoering van het doodvonnis was de galg
aangewezen en toen in Haarlem de tegenwoordige secretaris
kamer nog justitie-kamer was, ging de veroordeelde van daar
door een deur - nu het middenraam - het schavot op, dat
eerst een zwaar houten gevaarte, in de 17e eeuw van steen
werd opgetrokken als een waarschuwing voor kwaaddoeners.