Nu is dit leven ten einde. We hebben het gekend in zijn be
wogenheid. De overledene was een bewogen mensch. Hij
had een ontvlambaar gemoed. Hij kon heftig reageeren op
wat zijn verontwaardiging opwekte. Hij was in zijn optreden
rechtuit en onbevreesd, kon fel zijn en heftig, haatte onwaar
achtigheid en sluwe berekening, had den moed om in zijn
strijd of protest alleen te staan. Maar ook het kinderlijke en
deemoedige waren hem eigen; als hij een fout inzag was hij
bereid die openlijk te erkennen. Door dezen sympathieken trek
in zijn karakter won hij velen. Men wist te doen te hebben
met een eerlijk en openhartig man, die den christelijken
levenseisch verstond.
Na 43-jarigen dienst legde hij zijn ambt neer. 29 Sept.
1940 hield hij zijn afscheidspredikatie in de Groote- of St.
Bavokerk. Het kostte hem moeite het werk los te laten. Maar
hij achtte zijn tijd gekomen. Hij hoopte nog in zijn rusttijd
allerlei werkzaamheden te kunnen verrichten. Dit was hem
echter niet beschoren. Langdurige ziekte sloopte geleidelijk
zijn kracht. De zorgen van dezen tijd hadden hem ook zeer
aangegrepen. 4 Februari 1942 ging hij in vrede heen. Niet
een man van den ouden stempel (want dat was hij niet)
maar wel een vertegenwoordiger van een oudere generatie
van theologen, is in hem heengegaan. Wilde men hem
qualificeeren, dan kon men hem moeilijk anders dan tot de
oudere z.g. ethische richting rekenen. Hij zelf trachtte echter
boven de richtingen uit te komen en uit te leiden. Daarvan
getuigde ook zijn arbeid als hoofd-bestuurslid van de Evan
gelische Alliantie, die de eenheid der christenen beoogt.
Op zijn sterfbed wees hij de eenig juiste richting aan toen
hij zijn hand ophief: naar boven!
G. J. Waardenburg
-II-