- 19 -
landsche Bank, hem een voorbeeld gegeven, doordat deze
jaren lang een zeer ijverig commissaris en penningmeester
van Nederlandsch Mettray was geweest, zoodat Gijs van
Tienhoven in het ouderlijk huis over zorg van verwaarloosde
kinderen hoorde spreken. Als opvolger van zijn vader werd
hij tot lid der Hoofdcommissie van Ned. Mettray benoemd.
Zijn werkzaamheid in dit lichaam kon echter slechts zeer
beperkt zijn, aangezien volgens de statuten, de Hoofd
commissie zich onthoudt van „alle daden van dagelijksch
besturen". Dit was eveneens voor het gesticht en doorgangs
huis Hoenderlo het geval, in welks hoofdbestuur hij ook een
plaats vervulde.
Rechtstreeks en ingrijpend kon zijn werk zijn in het Ge
reformeerd of Burgerweeshuis in Haarlem, waarvan hij van
3 Januari 1920 af tot 20 October 1941 regent is geweest en
sedert 1922 voorzitter van dit regentschap was.
De opvoeding en toekomst der jeugdige weezen, met de
vele zich daarbij voordoende ingewikkelde vraagstukken, was
voor hem een zaak van dagelijksche zorg en toewijding. Tot
nog moeilijker en omvattender arbeid werd hij geroepen toen
hij 26 November 1921 werd benoemd tot lid van den voogdij
raad en 16 November 1925 tot secretaris van dien raad. De
daaraan verbonden arbeid lag geheel in zijn geest en karakter.
Zijn warm hart en sterk ontwikkeld altruistisch gevoel vond
groote voldoening in de werkzaamheden van dien aard. Met
groote liefde en onverflauwden ijver heeft hij daarbij er naar
gestreefd de moeilijkheden voor de minder bedeelden weg
te nemen en het leed der verwaarloosde jeugd te verzachten.
Zeer geloovig als van Tienhoven was, wijdde hij zich ook
gaarne aan kerkelijke belangen. Van 1921 tot 1926 was hij
ouderling der Ned. Herv. Gemeente; 30 Maart 1926 werd hij
gekozen tot kerkvoogd in de vacature van wijlen A. J. H.
Graaf van Lynden en 26 Mei 1926 tot president kerkvoogd,
welke functie hij vervuld heeft tot 29 April 1930. Van 1 Jan.
1932 tot 31 December 1937 was hij lid van het provinciaal
college van toezicht op het beheer der Kerkelijke goederen
en fondsen der Hervormde gemeente in Noordholland.
Van 1919 tot 1942 was hij voorzitter van de administratie
van de Hofjes van Staat en Noblet, terwijl ook in de Ver-
eeniging Kinderzorg der Hervormde kerk hij de leidende
functie van voorzitter vervuld heeft.