- 48 - en Werkhuis wel gaarne van de hand zou doen, daar het voor dit gesticht geen nut meer opleverde (Het zijdehuis was dus blijkbaar opgeheven). Burgemeesteren vonden het feit, dat de hoofdwacht van de schutterij niet op het Stadhuis zou zijn, zulk een nieuwigheid, in geen stad in Holland voorgekomen, en bovendien zóó be zwarend voor de stadsfinanciën, daar zij het gebouw zouden moeten koopen en voor de schutterij inrichten, dat zij de zaak in de Vroedschap brachten (24 Febr. 1755)Reeds eerder was het Oude Stadhuis voor een dergelijk doel gebruikt. Zoo als in een vorig Jaarboek van Haerlem medegedeeld is 1), heeft de Prins van Oranje in 1750, ten gevolge van belasting- oproeren, militie in de stad gebracht, waarvan ook de hoofd wacht op het Oude Stadhuis werd gehouden, dat toen echter slechts in huur was genomen. Thans (3 Maart 1755) besloot de Vroedschap de Burgemeesteren te machtigen tot aankoop van het Oude Stadhuis, om het te approprieeren tot een hoofd wacht voor de schutterij. Dit besluit was niet naar de zin van de omwonenden op de Groote Markt en in de Smedestraat, onder wie de naaste buren op de Groote Markt, Mattheus Willem van Valken burg, raad en schepen van Haarlem, en Leendert Koolhaas, wonende in het bierhuisje onder het Oude Stadhuis, die veel onrust en hinder van het houden van de wacht aldaar ver wachtten, waarom zij ook een protest indienden 2), „als werdende daardoor hun huysen in gevalle van zieken in haare familrën ten eenen male voor hen ten onbruyke gemaakt, als zijnde blootgestelt aan het geraas, twelk onafscheidelijk is van een diergelijke wagt, die ook 'snagts selfs gehouden is haar exercitiën te doen, boven en behalven, dat hunne huysen hiermede ook niet wijnig aan gevaar van brand worden ge- ïmponeert". Hierop werd evenwel geen acht geslagen. Burge meesteren kochten op 30 April 1755 voor 3750,- het z.g.n. Oude Stadhuis van de regenten van het Aalmoezeniers- en Werkhuis en besloten tot het verbouwen ten behoeve van de hoofdwacht der schutterij volgens het plan „onder deze stad berustende" en het „met de meeste menage" uit te voeren. (1) H. C. Prinsen Geerlings. Belastingsoproeren in Haarlem in 1748 en 1750, in: Jaarboek der Vereeniging Haerlem, 1938. (2) R-es- Vroedschap 24 Maart 1755 en Ingekomen stukken, 1755, blz. 319.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1942 | | pagina 80