de Vereeniging 'Haerlem'. Daarna maakte zij studie van de
groote oude buitenplaatsen rondom Haarlem, en diepte de
gegevens ervoor op uit oude familiepapieren, uit Gemeente
archief of anderszins. Ze organiseerde historische wande
lingen onder haar geleide door Haarlem, en was een trouwe
hulp voor haar man bij zijn Vondelstudie. Ze werd Bestuurs
lid der Vereeniging 'Haerlem', ijverig Bestuurslid der Vereeni
ging voor Huisvrouwen, afd. Haarlem, en sprak in later jaren
herhaaldelijk voor de K.R.O. over historische of literaire
onderwerpen, altijd eenvoudig, bevattelijk, en vaak heel gees
tig. In oorlogstijd, toen we allen onder druk van tirannie vaak
snakten naar geestelijke verheffing, vormde Mevr. Sterck
najaar 1940, een kleinen Vondelkring, die te haren huize
onder leiding van haar man Vondel las. En Jan. 1941 wekte
zij ook de Huisvrouwen op tot 'Bezinning' (Maandbericht der
Vereeniging)'Every cloud has a silver lining. Onze donkere
tijden hebben als lichtenden rand den algemeenen drang naar
bezinning.' Zij wijst op den Romeinschen wijsgeer Boëtius
5°° n.Chr.), die in gevangenschap kwam tot 'besef van
de hoogere bedoelingen van het leven', in zijn 'Gonsolatio
Philosophiae' 'Wij Nederlanders hebben in onzen Vondel
ook een diep wijsgeerig denker. Misschien doen eenige huis
vrouwen als wij en komen een avond of middag bij elkaar
om iets moois te lezen. Iets minder bridge en iets meer be
zinning: we hebben het figuurlijk broodnoodig en geen distri
butie zet ons daarbij op rantsoen.'
Na het overlijden van Dr Sterck 28 Augustus 1941, ver
huisd naar een kleinere woning in Aerdenhout, zette zij daar
haar Vondel- en Dantemiddagen voort, en hield geregeld
samenkomsten met historici uit Haarlem en omgeving. Zij
schreef er haar laatste werk over 'Haarlems kerken en Gods
huizen' (in hs. nagelaten).
Evacuatie, eind Mei 1944, dwong tot verhuizing naar Bent
veld. Tegen het einde van het jaar trof haar een lichamelijke
slag, dien ze echter, zelfs bij herhaling, weer te boven is geko
men. Te midden van alle angst en oorlogsellende genoot ze er
van de aanbrekende lente, zooals haar trouwe verzorgster en
vriendin Annie Loots mij later schreef: 'van de eerste katjes,
de ribes, van de voorjaarsbloemen voor het raam, van het
uitzicht op boomen en struiken, waarin allerlei vogels nestel
den. Met haar kijkertje lag ze voor het raam naar ze te kijken.