- 83 -
afstammeling van het groote oerrund Bos primigenius Bo-
janus) dat in Europeesche Pleistocene afzettingen niet zeld
zaam, en ook in ons land op verschillende plaatsen gevonden
is. Het dier is naar alle waarschijnlijkheid uit Azië afkomstig
en kwam ook in China voor. Uit rotsteekeningen en beeld
houwwerk is gebleken dat de praehistorische volken van
Europa en N. Afrika op dit dier gejaagd hebben. In Polen
schijnt het tot in de 17e eeuw te hebben geleefd. Het tamme
primigenius-rund vinden wij in ons land o.a. thans nog terug
in het zwart-bonte Friesch-Hollandsche vee en in het rood
bonte Maas-, Rijn- en IJsselvee, verder in het witte Engelsche
Parkrund en in eenige langhoornige vormen in Hongarije
en Italië.
Het korthoornige rund heeft minder steil opgerichte hoorn
pitten, die in één vlak gebogen zijn. Men neemt wel aan dat
deze vorm eveneens van het oerrund afgestamd moet zijn,
doch anderen zoeken den stamvader in het Pleistoceen van
N. Italië. Het was het eenige runderras in Engeland van den
Brons- en Ijzertijd tot in den Romeinschen tijd, en men kent
het ook reeds even lang van het continent. De egaal gekleurde
runderrassen uit de Alpen, Duitschland, en Denemarken
leidt men hiervan af.
De derde vorm is de zeldzaamste. Hij heeft zwaardere hoorn
pitten die aan de basis naar achteren gebogen zijn en niet
steil zijn opgericht. Deze trochoceros-runderen kent men door
recente onderzoekingen van Prof Dr I. M. van der Vlerk
uit de Friesche terpen en de omgeving van Maastricht.
Uit het gebied langs de Westkust benoorden de groote ri
vieren was tot nog toe alleen het korthoornige rund bekend,
nl. uit den Bronstijd van Veenenburg, tusschen Lisse en
Hillegom.
De afwezigheid van het echte oerrund in Haarlem vormt
een belangrijk verschil met de terpenfauna; dit dier is nl.
naast de tamme runderrassen wel gevonden in de terpen. Zijn
ontbreken in de collectie-SiPKES wijst er op dat het dier
schaarsch was en waarschijnlijk niet als voedsel diende.
Het paard Equus caballus L.) is in de Haarlemsche collectie
vertegenwoordigd door schedels, onderkaken en beenderen
van het verdere skelet. Deze behoorden tot dieren van ver
schillende grootte; een ervan is zeker een pony, de schoft
hoogte was ongeveer 1.25 m, terwijl er ook individuen zijn