- 93 -
van een der kamers in het zogenaamde Princenhof en zulks op
den zelvden voet als het Committé van Onderstand zulks in
den gepasseerden winter genoten heeft zoals ook de casteleijn
van dat gebouw zal gehouden zijn dit nieuw Committé als
bode te bedienen en adsisteeren.'
Het doel van deze Commissie was arbeidzame huisgezinnen,
die niet ten laste van armcomptoiren vielen, maar in den winter
bij het verval der 'Fabrijken' en alle middelen van bestaan,
zeker tot een dergelijke instelling hun toevlucht zouden moe
ten nemen, eenigen onderstand te verschaffen.
In 1802, toen door den vrede van Amiens (27 Mrt) de voor
uitzichten gunstiger waren, ging dit Committé uiteen. In de
winter 1802-3 waren er echter weer andere burgers die zich
door een municipaliteitsresolutie lieten machtigen om een in
zameling te houden en bovengenoemde behoeftigen te onder
steunen. Maar de verwachte opleving bleef uit en in Mei 1803
ontbrandde zelfs opnieuw de oorlog met Engeland, zoodat in
October van datzelfde jaar de Raad der stad den volgenden
burgers verzocht weder een Commissie te vormen, provisi
oneel voor den aanstaanden winter: Jacobus Spillebout,
Ant. Hagen, Abraham Vos Jacobusz., J. I. Verkruijssen,
Dirk Hugo van Geer, Adriaan Loosjes pz., J. W. Berg,
J. P. Morell, Pieter Vincent Huurkamp van der Vinne,
Cornelis Kraan.
Veel verbetering in den algemeenen toestand kwam er ech
ter niet en 12 Oct. 1804 werd dan ook bij resolutie van den
gemeenteraad weer een vaste Commissie in het leven geroepen,
die den gecombineerden titel der beide ontbonden Committé's
droeg nl. Commissie van Onderstand en Aanmoediging der Arbeid
zaamheid. Niet dus zooals de laatste jaren het geval was,
werden de leden ieder jaar 'op deszelvs verzoek honorabel ge-
dissolveerd en gedechargeerd' om dan het volgend jaar op
nieuw een verzoek van de burgemeesteren te ontvangen, maar
de leden bleven aan zoolang het hun mogelijk was. Nieuwe
leden werden bij coöptatie aangesteld. Wel moest daar altijd
nog de goedkeuring van het gemeentebestuur op gevraagd
worden, terwijl ook de eisch bleef bestaan jaarlijks rekeningen
verantwoording van het beheer af te leggen aan B. en W.
Laatstgenoemde afhankelijkheid eindigde pas in 1854.
De Commissie in 1804 gevormd bestond uit dezelfde leden
als die van 1803, met als nieuwelingen Jhr Mr P. N. Quarles