"7 -
opgedragen van het ambt van COMMISSARIS DER KO
NINGIN in deze provincie. Hoe eervol die opdracht ook
moge zijn, ik betreur het niet aanstonds weer als Uw burge
meester te kunnen optreden, want die taak ligt mij na aan het
hart.
Wethouder Reinalda, die met de waarneming van het
burgemeestersambt is belast, is U allen echter welbekend. Ik
ben overtuigd, dat Ge hem met hetzelfde vertrouwen tegemoet
zult treden, als waarop ik meende te mogen rekenen.
De burgemeester van Haarlem,
Dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk
Een reünie op het Stadhuis
Terwijl de menigte op de Groote Markt vereenigd was,
kwamen vele ambtenaren in de hal van het Stadhuis bijeen
en onder hen waren eenigen, die in den bezettingstijd on
eervol ontslagen waren; zij werden weer in hun functies her
steld. De heer M. A. Reinalda had in de burgemeesterskamer
plaats genomen, waar hij velen ontving, die hem gelukwen-
schen aanboden. Op het Stadhuis wist men ook niet, wanneer
de geallieerde autoriteiten zouden aankomen. Dit geschiedde
eerst in den loop van den middag.
Om halfvijf verscheen de waarnemend burgemeester, de
heer M. A. Reinalda, op het bordes, om een toespraak tot
de verzamelden te houden. Hij herdacht de gevallenen en
verzocht een minuut stil te zijn. Ook las de heer Reinalda de
proclamatie van H.M. de Koningin en den brief van de ver
trouwensmannen voor.
Als adviseurs, die de functie van wethouder waarnamen,
traden op de heeren F. S. Noordhoff, A. van Driel, A. J. M.
Angenent en D. J. A. Geluk. Ook keerde mr. Th. A. Wesstra,
de gemeente-secretaris, terug, die door zijn gedwongen ver
blijf in St. Michielsgestel langen tijd afwezig was geweest. Het
gemeentebestuur had natuurlijk in de eerste dagen vele be
sluiten te nemen, welke o.a. betrekking hadden op den terug
keer van ambtenaren, het ontslaan of schorsen van ambte
naren of leden van het politiecorps, die het vaderland niet
trouw waren gebleven. Ook besloot het gemeentebestuur het
Hofdijkplein en Hasebroekstraat te wijzigen in mr. Drilsma-
plein en Peperstraat, ter herinnering aan de vroegere raads
leden, de heeren mr. H. O. Drilsma en L. Peper.