JAN IJNTEMA
16 Mei 1894- 13 Juni 1944
'Als hij een visch was, zou hij zeker alleen in den oceaan
zwemmen en nooit de kleine zeeën opzoeken en vooral niet
de kalme wateren der rivieren.' Dit getuigenis van Maxim
Gorki over zijn grooten landgenoot Leo Tolstoj komt mij voor
den geest als ik terugdenk aan Jan IJntema; het typeert ook
hem, althans in zijne verhouding tot de Doopsgezinde broeder
schap, die hij 25 jaren als predikant heeft gediend. Hij had
ruimte noodig; hij had niet genoeg aan den besloten en stillen
Mennisten vijver, die staag en dikwijls traag uit de bronnen
der traditie wordt gevoed. Dit wil niet zeggen, dat hij geen be
langstelling had voor onze geschiedenis; van het tegendeel
getuigen zijn twee geschriftjes, die in- en outsider over het
Doopsgezind verleden en heden oriënteeren. Maar daarnaast
zocht hij voortdurend den weg naar ander en ruimer water.
Hij was con amore lid van de Centrale Commissie voor het
Vrijzinnig Protestantisme; op grootere samenkomsten - natio
naal of internationaal-was hij in zijn element. Daar zocht zijn
levendige geest onvermoeid contact; daar gaf hij zich tweede
kenmerkende eigenschap in ongekunstelden eenvoud met
groote spontaneïteit. Die drang naar expansie, die behoefte
aan geestelijke uitwisseling was het typische kenmerk van zijn
innerlijk wezen.
Intusschen was en bleef deze kleine man van breede geestes-
allure een echte zoon van den Frieschen bodem. Zijn spraak
verried het, zijn uiterlijk niet. Zijne moedertaal sprak hij
vlot en gaarne; herhaaldelijk preekte hij in het Friesch.
Trouwens het grootste deel zijner dagen heeft hij in Friesland
doorgebracht.
In het stadje Workum geboren in 1894, opgeleid aan het
gymnasium te Sneek, werd hij na zijn studie aan de Amster-
damsche Universiteit en de Doopsgezinde Kweekschool en
een studententijd van vriendschap en jolijt, door het lot terug
geleid naar zijn geboorteland, waar hij achtereenvolgens onder
veel waardeering, ook van zijne collega's, vier Friesche ge
meenten als leeraar heeft gediend. Vanuit Leeuwarden is hij
in 1936 in Haarlem beroepen als de man, die door heel zijn
persoonlijkheid en zijn geestelijk gezag in de broederschap