komen en goede vruchten heeft zij gedragen, want na 5 jaren, in 1899, gaat zijn vader met hem een compagnieschap aan onder de firma H. D. Tjeenk Willink en Zoon. Nadat de senior zich had teruggetrokken, bleef de junior de eenige firmant, die zich op 1 Januari 1938 met de Heeren E. Lefèbvre en M. A. Reinalda associeerde. Het goede voorbeeld door zijn vader gegeven heeft de zoon steeds gevolgd. Van dezen toch leerde hij kieskeurig en nauw lettend te zijn in den aard zijner uitgaven en zorgvuldig na te lezen al hetgeen voor afdrukken bestemd was. Evenals zijn voorganger corrigeerde hij elke drukproef voor het imprimatur te geven. Met velen zijner schrijvers had hij een vriendschappelijk verkeer en de redactievergaderingen zijner tijdschriften placht hij geregeld bij te wonen. Als collega, nimmer als concurrent oefende Tjeenk Willink zijn bedrijf uit en zoowel de zake lijke als de particuliere correspondentie was steeds zeer ver zorgd van taal en stijl; hij schreef een fijne pen. Zijn zaak was hem alles en al zou hij de qualificatie van den Franschen collega Grasset Tédition est une vocation' niet volmondig beamen, hij heeft ons mooie vak steeds hoog gehouden. Is het te verwonderen, dat de overledene, begiftigd met een helder verstand en een stalen geheugen, vele functies in de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels en den Nederlandschen Uitgeversbond vervulde? Van de eerste is hij enkele malen voorzitter geweest en van den laatsten was hij gedurende eenige jaren bestuurslid. De internationale Uitgeverscongressen bezocht hij geregeld en als lid van de Commission internationale te Bern had hij aandeel in de voorbereiding van die congressen. Nam hij, hetzij in vergadering of aan den disch, het woord, aan den disch, waar voor hij een fijn onderscheidingsvermogen bezat, het was altijd verzorgd, weloverwogen en vaak geestig. Zijn belangstelling in de Doopsgezinde Broederschap stelde men op prijs door hem een plaats te geven in het dagelijksch bestuur van de Algemeene Doopsgezinde Sociëteit. Niet minder ging hem de Haarlemsche Doopsgezinde Gemeente ter harte. Als lid van den Grooten Kerkeraad had de trouwe kerkganger gedurende een lange reeks van jaren zitting in de Commissie tot de beide scholen en beheerde hij menig fonds.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1944 | | pagina 86