- 59 -
te zijn gevestigd, vertrok hij naar Harlingen, waar hij tot ge
meentesecretaris was benoemd. Vandaar werd hij naar den
Haag geroepen, eerst als secretaris van een Commissie van
onderzoek met betrekking tot het departement van oorlog,
later als ambtenaar aan Waterstaat.
In Dec. 1903 werd hij na sollicitatie verkozen tot directeur
der Haarlemsche hypotheekbank, welke betrekking hij ge
durende 32 jaar met kunde en toewijding heeft vervuld, en
wier belangen hij na zijn aftreden nog eenige jaren, eerst als
lid van den raad van beheer, later als commissaris heeft ge
diend.
In het Nederlandsch hypotheek-bedrijf nam hij gaandeweg
een leidende positie in; hij richtte de Vereeniging van hypo
theekbankdirecteuren op, waarvan hij het voorzitterschap
heeft bekleed en in welker orgaan hij vaak artikelen over het
vak heeft geplaatst.
En ook op dit stuk verloochende zich zijn liefde voor de
heraldiek niet, toen hij een vakwapen voor het hypotheek
wezen ontwierp.
Twee en veertig jaren lang heeft hij dus in Haarlem gewoond
en gewerkt, niet alleen ten behoeve van de door hem bestuurde
bank, doch ook in het belang van talrijke Haarlemsche in
stellingen, o.a. als lid van den Gemeenteraad, van de Pro
vinciale Staten, van den Voogdijraad, als bestuurder van de
Nutsspaarbank, van de Schuurman Schimmel-van Outeren
stichting, van de begrafenisbos De vrijwillige liefdebeurs.
En hoe hij in de Haarlemsche sfeer was opgegaan, moge
blijken uit het feit, dat hij eenige malen als factor van de
oude rederijkerskamer 'Trou moet blij eken' met zijn aardige
jaarverzen een eeuwenoude traditie in onze stad heeft helpen
bestendigen.
Bij al die bemoeiingen bleef toch de archivale en historische
studie zijn voorliefde behouden, en hij besteedde daaraan een
groot deel van zijn vrijen tijd, ten blijke waarvan allerlei be
langrijke tijdschrift- en courantenartikelen, opstellen en mono
grafieën het licht zagen. Zij betreffen veelal de geschiedenis
van Friesland en zijn oude geslachten, af en toe in de Friesche
taal geschreven. Zoo had hij nog kort voor zijn dood een uit
gebreide verhandeling voltooid over het bekende geslacht der
Harinxma's.
Maar ook op ander terrein heeft hij waardevolle, pittige