ontslag') de bekommernis om in de jaren der bezetting op zoo moeilijken post te staan. Zonder de minste berekening, niet belust op belooning of roem, heeft hij die bijkans veertig jaren zijn plicht vervuld, met een klaar verstand, met een eerlijk gevoel voor werkelijkheid, met bijzonderen zin voor humor óók. En, om die eigenschappen van karakter en hoofd, bleef men vragen naar en steunen op zijn raad, nog toen hij ambte loos burger werd. Tot het einde heeft hij gediend wat hem zéér dierbaar was, en waarmede hij zéér was verbonden: de Doopsgezinde Ge meente. Reeds in Arnhem en Leeuwarden maakte hij deel uit van den Kerkeraad; en al spoedig na zijn komst in onze Haarlemsche Gemeente, werd hij haar Diaken, en lid van den Dienenden Kerkeraad, waarna hij steeds in verschillende betrekkingen zijn beproefde krachten aan het Gemeenteleven is blijven schenken; als Voorzitter van het Doopsgezinde Kin derhuis en van het Blokshofje heeft hij, ook in delicate om standigheden, door tact en zekerheid van lijn veel goeds ge daan. Maar bovenal willen wij aan hem denken, met zekere beschaming onzerzijds, als aan den stillen bezoeker bij den eeredienst: hoe hij, ondanks een hartkwaal, waar hij tien jaren moedig tegen streed, en ondanks een toenemende hard- hoorendheid, die hem zeker hinderde doch niet heeft ver bitterd of vereenzaamd, vrijwel nooit ontbrak op de plaats, die hij, man van vaste en goede gewoonten, opzocht, alsof dit van zelve sprak. Dit trouwe hart heeft warm geslagen, zoolang het sloeg. En het eigene, het gezin en nageslacht dat hem als middelpunt gevoelde, heeft dat geweten. Wel hem aan wien, ook na het scheiden, met eerbied en genegenheid zal worden terug gedacht. F. v. d. Goot

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1946 | | pagina 29