- i6 - In dat zelfde jaar kwam hij in Haarlem wonen, waar hij in Juli 1913, nu alleen, een kunsthandel begon op Kruisweg 68, den Kunsthandel De Bois, met een filiaal in Amsterdam op de Heerengracht, dat echter na eenige jaren weer werd op geheven. Hij trad niet uitsluitend als handelaar op, doch beoefende op ongeëvenaarde wijze, onder een prachtige hanteering van de Nederlandsche taal, de geschreven kunstcritiek, eerst in de Telegraaf, later in de Avondpost en de Javabode. Het meeste van zijn hand afkomstig, droeg als onder- teekening een der schuilnamen De Walporzheim of Debs. Na 1920 schreef hij als vast medewerker in Haarlems Dag blad de recensies over schilder- en beeldhouwkunst, doch zijn vriend Robert Peereboom erkende al spoedig zijn gave ook als letterkundig criticus, zoodat hij tevens de litteraire critiek in dit blad te verzorgen kreeg, waardoor in het Haarlems Dagblad essays en critieken over Nederlandsche letterkunde en aller landen beeldende kunst verschenen zijn, die tot het beste behoor en, dat in ons land op dit gebied geleverd is. Het zou een waardige hulde aan zijn nagedachtenis zijn, doch tevens een belangrijke dienst aan de Nederlandsche kunsthistorie, wanneer een bloemlezing uit zijn critischen arbeid door een ervaren hand zou worden saamgesteld, inge leid en uitgegeven. De Bois oefende een groot gezag als kunstkenner uit; zijn kennis van de 19de-en 20ste-eeuwsche Fransche schilderkunst in het bijzonder was wellicht de grootste in ons land, maar bovenal gold hij als de deskundige in Nederland op het gebied der prentkunst, de kunst van zwart en wit, die hier te lande slechts zoo weinig belangstelling had - en nog te weinig heeft - maar die door zijn enthousiasme en voorlichting toch vele toegewijde bewonderaars en verzamelaars heeft gekregen, die waarschijnlijk zoowel zijn leiding als zijn verwervings-gave steeds meer zullen gaan missen. Het derde gebied, dat hij betrad, was dat der uitgeverij. Van algemeene bekendheid onder de kunstliefhebbers zijn de Haarlemsche kunstboekjes, waarin o.a. Albert Plas- schaert's 'Korte en kortste besprekingen' en Ed. Becht's 'Van graveeren en etsen. Een handboekje voor prentkunstlief hebbers' verschenen. Bij hem zagen in 1918 voor het eerst de onvolprezen schet-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1946 | | pagina 32