- i8 -
handelaar in Haarlem. Daar introduceerde hij tallooze veel
belovende jonge kunstenaars bij het publiek; daar werden
Redon (schilderijen en pastels 1914) Rassenfosse 1915) Kathe
Kollwitz (eerste tentoonstelling in Holland 1915), Degouve
de Nuncques, Herman Kruyder, Kees van Dongen en zoo
vele anderen in beknopte, doch zorgvuldig verzorgde exposi
ties eerst recht nader gebracht tot den Nederlandschen kunst
liefhebber.
Voor zijn vele vereerders, die meestal des Zaterdagsmiddags
hun bezoek brachten aan het smalle huis aan den Kruisweg
bestond altijd de kans op interessante ontmoetingen, doch zij
mochten steeds zeker zijn van het voorrecht om te kunnen
spreken over alle mogelijke onderwerpen des geestes met dezen
eenvoudigen, wijzen en bovenal oprechten man.
In de sobere zaaltjes bloeiden werken van schoonheid open,
niet alleen door het rustig aanschouwen, doch vooral door wat
hij daarbij opmerkte en vertelde met een lichte ironie en altijd
met liefde en waardeering en een gedegen kennis, zelfs van
details; een beoordeelingswijze, die ook sprak uit zijn ge
schreven critieken.
Menig jong schilder heeft zijn vorming en zijn succes voor
een goed deel te danken gehad aan zijn hulp en wel in de
eerste plaats door zijn strenge, hem in geen opzicht sparende
critiek, die altijd gegeven werd met het doel om uit den kun
stenaar te halen, wat in hem zat.
Ik denk daarnaast aan de liefde, waarmee hij spreken kon
over zijn vrienden-schilders Redon, Degouve, Rassenfosse,
Toon Kelder en hun oeuvre, van wie de laatste wel een bij
zonder groote plaats in zijn waardeering innam; over zijn
ouden trouwen vriend S. H. de Roos, over Otto de Kat,
Kees Verwey en hun groote kunstenaarsgavenaan het enthou
siasme, dat onder zijn rustige opmerkingen te bespeuren viel,
als hij zijn laatste aankoopen vertoonde uit het werk van
den jongen, veelzijdigen en knappen W. Steyn en den fan-
tastischen Nijs, om slechts een paar van zijn beschermelingen
te noemen, waarbij hij den vooruitgang in hun werk met een
oprechte en zeker even groote voldoening constateerde, als zij
dit zelf gedaan zullen hebben.
Ik zie nog den glimlach, waarmee hij genoot van de prenten
van Daumier en de niet minder kostelijke onderschriften van
Philippon.