DE BUITENPLAATS AKERENDAM
TE BEVERWIJK
Tegenover het station te Beverwijk, aan de westzijde van
den rijksweg die van de Velserpont naar het noorden leidt,
ligt de lommerrijke buitenplaats Akerendam. Ondanks de
fraaie omlijsting van opgaand hout bezit het goed iets van
dat sombere en trieste, dat min of meer eigen is aan alle
buitens, welke niet meer worden bewoond. Er is geen vertier
rond het huis. Reeds zeventig jaren lang heeft het geen be
woners meer gehad. De tuinbaas heeft al dien tijd nog wat de
hand aan het goed gehouden. Een enkelen zomerdag kwamen
de eigenaars er wel eens eenige uren doorbrengen. Doch het
leven was er uit. Weldra zal het er echter tot ieders vreugde
terugkeeren. Alles is in de weer om huis en hof daarvoor in
gereedheid te brengen. Maar bovenal ondergaat de oude hof
stede een grondige restauratie. En dit is een gereede aanleiding
om eens na te gaan, welke de oorsprong en de lotgevallen van
Akerendam zijn geweest. Daarvoor moeten wij ruim drie
honderd jaren in het verleden teruggaan.
Het is bekend, dat de fabelachtige welvaart van Amsterdam
in onze Gouden Eeuw gepaard ging met het stichten van tal
rijke zomerverblijven, in Kennemerland en, wat later, even
eens aan de Vecht. De groote kooplieden en reeders uit de
handelsmetropool lieten in onze streek voor hun buitens vooral
het oog vallen op de geestgronden tusschen Heemskerk en
Bennebroek. Reeds in de eerste decenniën van de 17de eeuw
zag men zoo ook in Velsen en Beverwijk het eene landhuis na
het andere tot stand komen. Van Scheybeeck is er reeds een
afbeelding uit het jaar 1624. Aan deze bezitting grensde ten
noorden van den Naerderweg (thans Vondellaan) de hofstede
Zuyderwijck, welke niet meer is bewaard. Tusschen dit goed
en het zuideinde van de Breestraat ontstond het zomerverblijf
Akerendam.
Deze 'plaisierplaats' is in de dertiger jaren van de 17de eeuw
gesticht. Het was Dr Jan Bicker, die hiervan den grondslag
heeft gelegd. Hij was de jongste van de drie rijke broeders,
wier macht in deze jaren hun hoogtepunt had bereikt, zoodat
zij grooter was dan die, welke ooit te voren een Amsterdamsch