- 63 -
'Op de tafel van de sociëteit "Trou moet blijcken" zag
ik - verhaalt Quack3-dat de blanke reinheid van mijn blad
door geen kreuk of slordige betasting werd bezoedeld. Men
las het niet.'
Hoe weinig in bepaalde kringen destijds de journalistiek ge
waardeerd werd, leerde de ervaring Quack, toen de president
van de officierentafel, waaraan hij dagelijks aanzat, hem ter
verantwoording riep, daar er 'bedenkingen waren gerezen, of
het den officieren van het regiment huzaren wel voegde, met
een dagbladschrijver - een folliculaire - alle dagen te tafelen'.
Quack legde uit, dat hij geen journalist van professie was, in
het Zondagsblad als doel, niet om geld schreef en nooit per
soonlijke quaesties behandelde. Zo wist hij de gevoeligheden
van zijn disgenoten te kalmeren, die trouwens het Zondags
blad nooit hadden ingezien.
In ander opzicht bleek de geringe waardering van de dege
lijke inhoud uit het feit, dat, na de opheffing van de raadsel
rubriek, sommige abonné's voor het blad bedankten. Pot
gieters zuster, die bijna zonder uitzondering onder de goede
oplossers vermeld werd, zal wel niet tot dezen behoord hebben.
In het nummer van 3 Maart 1861 deelde de uitgever 'onder
leedgevoel' mede, dat zijn poging om het Zondagsblad tot een
degelijk staat- en letterkundig weekblad te verheffen gedu
rende vijftien maanden 'te weinig bijval bij het algemeen' had
ondervonden, om de voortzettting van het blad mogelijk te
maken, zodat de uitgave met dat nummer werd gestaakt.
Voor de laatste maal gaf Quack het politiek weekoverzicht,
zond Robidé van der Aa zijn Haagsch Gekeuvel in. Alber-
dingk Thijm voltooide zijn critische studiën over Huets lezin
gen. Halbertsma besloot zijn Spaanse schetsen met een af
gebroken zin, waarin hij was blijven steken door het bezoek
van de hoofdredacteur 'als aanspreker bij anticipatie van het
overlijden van het Zondagsblad op den volgenden Zondag'.
Tot het laatst werd het hoge peil van de inhoud gehand
haafd: Quack legde in zijn laatste week-overzicht getuigenis
af van zijn geloof in de vooruitgang. 'Zij dit de moraal waar
mede wij 't Zondagsblad sluiten, de zaak der staatkundige vrij
heid en der christelijke verlichting moet steeds vooruitgaan. Als
een groot leger, dat voorttrekt en menig traag en afgemat
krijgsman achter zich laat, zoo heeft ook de beschaving haar