- 68 -
een enthousiast liefhebber van de textiele kunsten, werd er bij
gehaald, maar kon tot zijn leedwezen als Inspecteur der Kunst
bescherming niet toestaan, dat het doek naar België ter repa
ratie werd gezonden, de enig bekende mogelijkheid. Toen
kwam het overleg met de schrijfster van dit artikel. Ik was op
wandtapijten gepromoveerd en had van te voren het vak ge
leerd op de Koninklijke Weefschool te 's Gravenhage, maar
daarmede hield mijn kennis ook op. Van alles wat men weten
moet om een dergelijke restauratie te leiden, was ik ten enen
male onkundig. Gelukkig maar, anders was ik er zeker niet'aan
begonnen. Trouwens ook Dr Kalf wist niet precies, wat er aan
vast zat. In zijn tegenwoordigheid en die van Dr Pit, oud
directeur van het Museum van Geschiedenis en Kunst te Am
sterdam, maakte ik, bij het doek aan de wand, een begroting
tot herstel van 5000.-.
Toen werd de Damiate afgenomen, de lijst werd verwijderd
en we stonden voor de eerste verrassing. De tapisserie bleek
een smalle boord te hebben gehad. Aan de zijkanten waren er
nog grote resten van bewaard, ook links onder was er nog een
stuk en men kon constateren, dat het wapen van Haarlem de
hoeken had versierd. Aan de bovenzijde ontbrak de boord, op
een paar flarden na. Toen kwam de minder prettige verras
sing. Men kan iets, dat vuil is, niet repareren, bovendien moest
de opgeplakte canvas worden afgeweekt. De Damiate bracht
de oorlogsdagen door in de kelders van de Firma Ant. den
Engelsen te 's Gravenhage, gelegen naast het spoorwegempla
cement. Het bleek, dat het plaksel alle zijde had aangetast.
Wat er uit de kuip kwam, was een droevig geraamte, het
middengedeelte was bijna onherkenbaar verwoest.
Maar wat helpt klagen, er moest werkruimte gevonden wor
den, en personeel en materiaal. Het eerste was eenvoudig. Het
Gemeentebestuur had het wegens de oorlog gesloten Frans
Hals Museum ter beschikking gesteld; het tweede kostte meer
moeite. Eindelijk bood zich iemand aan als werkmeester, de
Haarlemmer Walter IJzerdraat. Hij kwam voort uit het
nijverheidsonderwijs en was in de industrie werkzaam geweest.
Hij was een fantast, maar een geniale en de eerste opzet heeft
veel aan hem te danken gehad. Hij had vooral een gedegen
kennis van het materiaal. Hij was het, die de fijne, harde wollen
draad liet spinnen, die wij ook nu nog telkens nabestellen, en
hij was het ook, die het vrijwel onoplosbare vraagstuk van de