- 6g -
zijde zo goed mogelijk oploste. Er was namelijk in het hele
land geen draad zijde aanwezig. Wij zochten kwekers van
zijderupsen op, die er zowel in het Gooi als in Kennemerland
bleken te zijn, kochten hun cocons en wikkelden die af. IJzer-
draat had daartoe met mechano-onderdelen een ingenieus
machinetje gebouwd, dat met behulp van een kleine electrische
motor werd gedreven. Toen de kwekers niet meer leveren
konden, kwamen wij er toe zelf witte moerbeibomen te telen.
Het gereedmaken van die zijde, die harsachtig is en dus ge
wassen en vervolgens enigszins getwijnd moest worden, was
een hele opgave op zichzelf. In een hok, uitkomende op een
van de binnenplaatsjes, hebben wij jarenlang dit bedrijfje
gehad. Vlak voor de bevrijding kapten de Duitsers de bomen.
Een ander vraagstuk was dat van het kleuren van de draden.
Het was mij herhaaldelijk opgevallen, zowel bij reparaties in
het buitenland - de tentoonstelling van de Franse wand
tapijten in het Rijks Museum heeft er voorbeelden te over van
te zien gegeven - als bij gerepareerde tapijten in Nederland,
b.v. die van de Statenzaal te Middelburg en die van het Raad
huis te 's Hertogenbosch, dat de nieuw ingebrachte draden of
tot wit waren uitgebeten als ze er een tijdje in verwerkt waren
geweest, of anders, hetzij donkerder, hetzij lichter, hetzij naar
een nevenkleur, waren verschoten. IJzerdraats zoon was che
micus en, omdat hij in oorlogstijd toch niets te doen had, bood
hij aan de draden te verven.
Wat het verdere personeel betreft, er woonde te Rotterdam
een Poolse met een Nansenpas, die wel wilde overkomen en
IJzerdraat had een doofstomme leerlinge, die er ook wel voor
voelde. Wij leefden toen nog in de illusie, dat de restauratie
een aantal maanden in beslag zou nemen, hoogstens een jaar.
IJzerdraat had namelijk een soort getouwtje geconstrueerd,
dat op het doek werd gezet en waarvan de hevels om de ket
ting konden worden geslagen. Het werd met de hand bewogen.
Later is gebleken, dat dit toestel toch onbruikbaar was, omdat
het ingebrachte weefsel ging trekken, maar voor wij zover
waren, had de Duitser IJzerdraat al te pakken. Reeds op
4 November 1940 werd hij gevangen genomen en in Maart
daaropvolgende als één van 'de achttien doden' gefusilleerd.
Zijn zoon ontvluchtte.
Die winter tobden wij verder. De Poolse ging, Ans Nieuwe-
boer en ik bleven alleen achter. Zij ontwikkelde zich later tot