een uitnemende werkster, die ons eerst in '46 wegens huwelijk heeft verlaten, maar haar gebrek was van dien aard, dat wij voor het ogenblik weinig steun aan elkaar hadden. Eindelijk berichtte het Gewestelijk Arbeidsbureau omstreeks half Mei '41, dat er iemand was gevonden om IJzerdraat op te volgen. Het was N. A. Kaldenbach, die N.S.B.-er bleek te zijn. Dit gaf in het begin geen last, hij was jaren zonder werk geweest en dankbaar aan de slag te kunnen gaan. Ook hij was verre van onbekwaam, hij had gewerkt bij Seret en Coutyser te Beauvais en zette de restauratie opnieuw op poten. Van anders werken dan met de naald werd voorgoed afgezien. Maar die winter was voor het geheel toch ook weer vrucht baar. Een van de hoofdingenieurs van de Octrooiraad wees mij er op, dat Prof. Dr G. van Iterson Jr te Delft zich interes seerde voor kwesties als reparaties van oude textiel en ver kleuringen. Geen wonderbaarlijker sensatie dan met een losse gedachte, die geen grond heeft in de eigen opleiding - wat weet een historica van chemie - in aanraking te komen met een geleerde van internationale reputatie en deze gedachte te zien geplaatst in groot verband niet alleen, maar ook in enkele zinnen practisch uitgewerkt. Prof. van Iterson bood gastvrij heid aan op zijn laboratorium, een analyste, wachtgeldster van de B.P.M. met zeer goede reputatie, werd naar de fabriek van verfstoffen op Vondelingenplaat bij Vlaardingen ter op leiding gezonden, van welke fabriek eveneens een hele instal latie werd geleend, waarvan wij nog steeds profiteren. Toen het jaar daarop onze analyste weer naar haar oude bedrijf terugkeerde, vond Prof. van Iterson het ogenblik gekomen om voor de proeven een zuiver wetenschappelijke kracht aan te wijzen, Mej. Ir J. M. Diehl, assistente op het laboratorium van organische scheikunde. Zij is nog steeds in functie en heeft het hele probleem van de kleuring op strikt wetenschappelijke basis opgebouwd. Wij weten nu van elk draadje, zowel oud als nieuw, hoe het is verschoten en hoe het zich in de verre toe komst zal gedragen, een studie die nu ook naar buiten de aan dacht begint te trekken. Deze wijze van werken betekent inder daad een revolutie op het gebied van de restauratie-techniek. Bij een tapisserie is het patroon van wol, de schaduw en de achtergrond van zijde. De zijde was er uit gevallen en de wol was overgebleven, maar het patroon was in het midden vooral zo slecht, dat het op invallen stond. De werkmeester calqueerde - 70 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1947 | | pagina 110