- 76 - De beide jonkers van Brederode waren daar dus te zamen. Doch Dirk leidde er het uiterst strenge leven der monniken, nachtwaken, gebed, contemplatie en studie, terwijl Jan als lekebroeder er zich kweet van arbeid op het land, in de werk plaatsen, in de keuken of in het poortgebouw. Een jaar na zijn intrede werd Jan tot de professie toegelaten. Zijn noviciaatsjaar was toen ten einde. Te voren had hij in tegenwoordigheid van hertog Albrecht van Beieren zijn be zittingen en ook zijn schulden overgedragen aan zijn jongere broeder Walraven, die hem was opgevolgd als heer van Brederode. Hij had echter verzuimd zijn schuldeischers in deze cessio bonorum te kennen, terwijl het kartuizerconvent niet de voorzichtigheid had gehad om, alvorens hem onder die om standigheden toe te laten tot de professie en hem definitief als convers aan te nemen, de crediteuren ter zake te raadplegen. Met enige uitvoerigheid wijzen wij op deze kleine bijzonder heden, omdat zij - zoals zal blijken - zeven jaren later nog veel stof hebben doen opwaaien, en het feitenmateriaal leveren voor een juridische verwikkeling, waarin het geval toen is ge raakt. Jan van Brederode is ongetwijfeld in het klooster getreden met de beste religieuze bedoelingen. Het Zeelhemse convent stond op een zeer hoog peil, zoals alle kartuizerkloosters in die tijd. Zijn strenge kloosterleven is onberispelijk geweest en om zijn vrome wandel genoot hij de hoogachting van zijn con fraters. Na verloop van jaren kwamen hem echter toch nog de materiële zorgen kwellen. Wat was namelijk het geval geweest? Wel is waar had hij voor zijn professie zijn tijdelijke zaken naar hij meende afdoende geregeld en was hij toen met zijn broeder Walraven overeengekomen, dat deze zijn schul den zou voldoen, doch Walraven was ongelukkigerwijze al in 1402 bij het beleg van Gorcum door Jan van Arkel ge vangen genomen. Niet minder dan 7 jaren is hij door zijn tegenstander vastgehouden, zodat hij geen gelegenheid kreeg om zich te kwijten van de op zich genomen verplichtingen. De crediteuren begonnen ten slotte de convers lastig te vallen. In Mei 1407 was Jan vanBrederode's schoonvader, Willem van Abcoude, gestorven, geen andere kinderen nalatende dan Brederode's echtgenote Johanna. Inmiddels wisten zijn wereldlijke vrienden, door de zaak onvolledig voor te stellen, van enige doctoren der Parijse universiteit de verklaring los te

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1947 | | pagina 116