- 78 -
valse conclusies komen, waardoor aan Brederode verkeerde
raad werd gegeven en verwarring is gesticht. Gerson geeft toe,
dat het Zeelhemse convent in 1403 in zeker opzicht onvoor
zichtig en ondoordacht is geweest, toen het besloot Jan van
Brederode toe te laten tot de professie. Immers, het had
dienen in te zien, dat de door hem met Walraven gesloten
overeenkomst ontoereikend was om hem te bevrijden uit de
hand van zijn crediteuren, zij het dan ook, dat deze veel eerder
hadden behoren te reclameren. Gerson en de andere theologen,
12 in getal, waren eenparig van gevoelen, dat niettemin de
geldigheid der door Brederode afgelegde professie niet kon
worden betwist. Zij was niet 'invalida et cassanda' en dus voor
hem absoluut bindend. De theologen laakten de houding van
de convers en waren van gevoelen, dat hij in zijn klooster be
hoorde terug te keren en overeenkomstig de door hem afge
legde gelofte de regel behoorde te blijven naleven.
Brederode had namelijk inmiddels in het laatst van het
jaar 1409 Zeelhem al verlaten, blijkbaar gezwicht voor zijn
slechte raadgevers en voor de verleiding der omstandigheden.
Toen hij zijn rechten over Abcoude en Wijk bij Duurstede
opeiste, en ook zijn vrouw weder tot zich wilde nemen,
stuitte hij op de tegenstand van de landsheer van het Sticht,
Frederik van Blankenheym, en ook van de wettige opvolger
van Willem van Abcoude, Brederode's neef Jacob van
Gaesbeek. Gewapenderhand trok Brederode toen op de 9de
April 1410 Wijk bij Duurstede binnen en voerde zijn vrouw,
ondanks haar protest, uit het klooster. Waarop de landsheer
ijlings met een gewapende macht derwaarts trok en Brederode
in gevangenschap overleverde aan Gaesbeek, terwijl Johanna
overeenkomstig haar verlangen weer in haar convent kon
terugkeren. Jan van Brederode is in 1415 gesneuveld in de
slag van Azincourt. Enige maanden te voren was zijn broeder
Dirk al aan het Zeelhemse klooster door de dood ontvallen.
Van Jan van Brederode kan echter ook nog iets geheel
anders worden medegedeeld. Hij heeft namelijk kernachtig en
welluidend proza in het Diets nagelaten. Daardoor heeft hij
een blijvende plaats in de geschiedenis der Nederlandse letter
kunde verworven. Het is de voortreffelijke vertaling van de
'Somme le Roy', een werk van zedekundige aard, dat hij in
onze taal heeft genoemd: Des Coninx Summe. Het oorspronke
lijk werk was in de 13de eeuw in het Frans geschreven voor