- 79 -
koning Philips III. En het werd 'Summe' genoemd, omdat,
zoals Brederode het uitdrukte, daarin 'veel goeder materien
te samen vergadert sijn'. Het boek leert ons, zegt hij, 'hoe wi
onse rekeninghe maken sullen tegen den groten rekendach
daermen summam summarum voor den grooten Conine
brengen moet'.
Het boek bevat zes tractaten, onderscheidenlijk handelende
over de 10 geboden, de 12 artikelen des geloofs, de 7 hoofd
zonden, over de goede dood (ars moriendi), over het Onze
Vader en ten slotte over de 7 gaven van de H. Geest. Alleen
de eerste vier hoofdstukken zijn door Brederode vertaald. Dan
is het werk plotseling afgebroken. Daaruit mag worden ge
concludeerd, dat hij juist met de bewerking bezig was, toen
hij in 1409 de kloosterlijke staat vaarwel zeide, want in zijn in
leiding stelde hij ook de vertaling van de laatste twee tractaten
in het vooruitzicht.
Ongetwijfeld heeft hij met deze vertaling de bedoeling ge
had de eenvoudige lekebroeders zijner Orde te gerievenDeze
immers waren bij de keuze van hun stichtelijke lectuur aange
wezen op geschriften in de volkstaal. Terecht heeft hij echter
gemeend, dat het werk ook nuttig zou zijn voor anderen. In
de inleiding of proloog richt hij zich bepaaldelijk tot zijn
'sonderlinghe lieve ende seer gheminde neve' Jan van Yssel-
stein en schrijft hij: 'Want ik broeder Jan van Brederode,
convaers der cartuser Oerde tot Selem, grote begheerte hebbe
tot uwer ewigher salicheit, sonderlinghe dat ghi na den ghe-
boden Gods u leven leyden mochte, so en heb ic mi niet een
luttel arbeyts laten verdrieten ende heb u overgheset uten
fransoyse in duutsche Zijn werk bewijst tot welk een
hoogte het Dietse proza bij de intrede der 15de eeuw was ge
stegen.
Dat zijn werk bij onze voorouders gewaardeerd is blijkt wel
uit het feit, dat het niet alleen in een aantal oude handschriften
is bewaard, maar dat het bovendien nog in de tweede helft der
15de eeuw herhaaldelijk als incunabel is gedrukt. Er is echter
daarbij een curiosum te vermelden. Vier van de tien hand
schriften noemen als auteur Jan van Rode. Eén handschrift
noemt geen naam van de vertaler. De andere, alsmede de
wiegedrukken, bevatten bepaaldelijk de naam Brederode.
Op grond hiervan en, daar aanvankelijk niets bekend was van
een verblijf van Jan van Brederode te Zeelhem, heeft men