wijze te worden gezien en voorgestaan. Een soort strijdver- eniging zou men het dus kunnen noemen. Van dit Genoot schap was Koolhoven verscheidene jaren voorzitter. Dit moet omstreeks de jaren om 1905 geweest zijn. En het feit, dat hij in 1906 tot Lid en Ondervoorzitter van de Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur werd ge kozen bewijst wederom hoe ook hier zijn persoon en zijn capa citeiten door zijn tegenstanders werden geapprecieerd. Twee vijfjarige periodes, van 1906 tot en met 1910 en van 1912 tot en met 1916 heeft hij deze belangrijke functie op voor treffelijke wijze vervuld en mede door zijn toedoen is lang zamerhand de antithese tussen de beide groepen (exporteurs ener- en kwekers andererzijds) geluwd en werd in de Besturen in latere jaren vrijwel een pariteit verkregen. In 1942 gingen de beide Verenigingen een fusie aan, die practisch hierop neer kwam, dat het Genootschap, dat eigenlijk nu geen reden van bestaan meer had, opging in de Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur. Het doel van het Genootschap was bereikt. Een betere en rechtvaardiger verhouding was verkregen, waarbij ik niet mag nalaten te vermelden, dat het Scheidsgerecht, op instigatie van den toenmaligen Voorzitter der Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur, den Heer Wentholt, ingesteld, hiertoe in belangrijke mate heeft bijgedragen. Nog op andere wijze heeft Koolhoven het algemeen belang zijner vakgenoten gediend. Toen in de eerste wereldoorlog voor de bloembollen geen emplooi meer was, althans niet in die hoeveelheden, die in ons land normaal waren, en de bollen- export tot een minimum terugliep, namen de bollenkwekers, die hun bestaan bedreigd zagen, het initiatief tot het verbou wen van groente op een deel hunner gronden. Zij traden met de regering in verbinding en vroegen vergunning tot export van deze groente. Deze vergunning werd hun gegeven op voorwaarde, dat een deel der groente aan de regering zou worden geleverd met het oog op een eventuele hongersnood, waarvoor men toen, en niet zonder reden, vreesde. Zij leverden die groente aan de Groente- en Fruitcentrale, een door de Regering in het leven geroepen instelling. De Heer Posthuma, de toenmalige Minister van Landbouw, stelde een Rijkscommissie van Toezicht op de Groente- en Fruitcentrale in en deze Rijkscommissie benoemde een Com- - 20 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1947 | | pagina 42