lem, waar hij Directeur werd van de school, waar P. H. van
der Ley en J. G. Nijk het directoraat hadden bekleed. Toen
hij uit Groningen vertrok werd hij benoemd tot Ridder in de
Orde van Oranje Nassau. Lancée was inmiddels voorzitter
geworden van de Kweekschoolbond en heeft ook als zodanig
de onderwijzersopleiding grote diensten bewezen. In ver
scheidene commissies en colleges had hij zitting en overal werd
zijn helder oordeel op hoge prijs gesteld. Bij het bereiken van
de 65-jarige leeftijd verliet hij het onderwijs met pensioen. Hem
werd ontslag verleend 'met dankbetuiging voor de belangrijke
diensten, door hem in dit ambt en in zijn vorige betrekkingen
aan het onderwijs bewezen'. Naar mijn weten is nimmer aan
een kweekschooldirecteur ontslag verleend in deze buitenge
woon eervolle vorm.
Lancée had zich inmiddels in Heemstede gevestigd en jaren
lang was het huis aan de Joh. Wagenaarlaan een centrum voor
de grote vriendenkring, die hij zich verworven had. Voor
menigeen werd dit huis zelfs meer: een veilig onderdak voor
wie thuis gevaar liepen door wrede overheersers te worden ge
grepen. Want warm klopte zijn hart voor ons Vorstenhuis en
ons land en diep was zijn afkeer niet alleen voor wie de vijand
steunden, maar ook voor wie voordeel trokken uit de geweld
dadig gewijzigde toestand. Zulken hadden bij hem geen toe
gang meer.
Groot was zijn vreugde bij de bevrijding, maar helaas werd
de blijdschap getemperd toen hij vernam, dat zijn oudste
kleinzoon reeds bij het eerste treffen met de Japanners op Ge
lebes was gesneuveld. Hij hoopte zijn kinderen en kleinkinderen
spoedig terug te zien; het heeft niet zo mogen zijn. Zijn zoon
heeft hij in het voorjaar van 1947 nog een maand bij zich ge
had, maar de anderen zullen hun Vader en Grootvader niet
meer in leven vinden.
Op 22 October is zijn werkzaam en gelukkig leven opgehou
den. Een zeer begaafd man is heengegaan, een man die een
zegen is geweest voor velen.
H. Elsinga
- 23 -