eigen redevoeringen aanstonds opteekenen. En door de tegen
woordigheid van dien éénen man, mede een bouddha-genoot,
zal het mogelijk zijn de geschiedenis uwer uitvaart, o Beuk,
door de duizendarmige drukpers gekneed en vermenigvuldigd,
in rouwgewaad te verspreiden over het gansche land. Wacht
den naderen storm dus rustig en gelaten af. Valt gij, men zal
u wreken.'
Wel niemand onder de lezers van dit Jaarboek zal de persi
flage kunnen doorgronden die in dit stukje verborgen ligt.
Buijs meende al in i860, dat van de lezers van het Zondags
blad eigenlijk niemand de toespeling zou begrijpen.2 Niette
min was het artikel de uitgever zelf een 'doorn in 't vlees'.
Hij wist maar al te goed dat Huet de spot dreef met de rege
ling der begrafenis van de door Kruseman hoogvereerde Da
Costa, die kort tevoren gestorven was. De sleutel tot het ge
val is te vinden in een bericht, enkele weken te voren in het
Zondagsblad opgenomen: 'Menigeen heeft het welligt even
als ons eenigzins pijnlijk getroffen dat de hulde aan Da Costa's
graf gebragt eene meer op den voorgrond tredende kerkelijke
kleur had en dat niet ook de Letterkunde van Nederland
haren Dichter een lijkkrans bragt. Met des te grooter genoegen
vernemen wij dat alleen onwillekeurige omstandigheden daar
van teruggehouden hebben'.
De Génestet (1829-1861) maakte zijn zes Brieven aan het
Publiek tot luchtige causerieën naar aanleiding van artikelen
in de Spectator, de Gids en andere tijdschriften, en wijdde
daarnaast een paar uitvoeriger beschouwingen aan George
Eliot's Adam Bede, naar aanleiding van de vertaling door
Mevrouw Busken Huet, ingeleid door een voorrede van Al-
lard Pierson en aan Potgieters hulde aan Da Costa in De
Gids.
A. Pierson (1831-1896) stond zijn te Rotterdam voor de
afdeling der Hollandse Maatschappij van Fraaie Kunsten ge
houden voordracht af, waarin hij de werken van Béranger
behandelde aan de hand van vier zeer uiteenlopende beschou
wingen van Gustave Planche, Sainte Beuve, Alexandre
Vinet en Ernest Renan.
P. A. S. van Limburg Brouwer (1829-1873) was een trouw
medewerker op literair gebied. Hij nam de aankondingen op
zich van nieuw verschenen romans. Uitvoerig behandelde hij
Graaf Pepoio van Mevrouw Bosboom-Toussaint, die hem
- 52 -