- 57 men gewoon was 'de belijdenis der mannen van kunst of letteren te verdonkeren' geeft Thijm een uitvoerige aanvulling op de lezing, in een beschrijving van een bijeenkomst van een Katholieke letterkundige kring op tweede Kerstdag van het jaar 1792 ten huize van Petrus Antonius Crevenna, in zijn nieuwe fraaie woning 'agter het Stadthuys' te Amsterdam. Thijm bespreekt in verband hiermede de houding zijner ge loofsgenoten tijdens de omwenteling van 1795, met name het aandeel daaraan van zijn grootouders Frederik Alberdingk en Joan of Lambertus Thijm. Al had Huet het aandeel der Katholieken aan de geschiedkundige gebeurtenissen onbe sproken gelaten, hij had, volgens Thijm, althans Petrus Pijpers, die zowel als dichter als van wege zijn politiek optreden een rol heeft gespeeld, niet mogen verzwijgen, ofschoon Thijm weinig sympathie voor deze min of meer 'taptemelksche' kees gevoelde. Met de vijfde lezing (de derde in de L. F. en K.) leidde de spreker een tijdvak in, waarvan het jaar 1800 uitgangs- en middenpunt zou worden. Hij trok in deze voordracht een parallel tussen Van der Palm en Bilderdijk. Hier zou na tuurlijk de controverse tussen Huet en Thijm ten aanzien van Bilderdijks betekenis zich ten volle ontwikkelen. 'Bilderdijk is en blijft de béte noire', klaagt Thijm. Huet ontzegde aan Bilderdijk alle conceptie, trok zijn dichterlijk gevoel in twijfel en erkende geen oorspronkelijke schoonheden in zijn poëzie, wat Thijm 'ongehoorde beweringen' achtte en hem een breed voerige bestrijding ontlokte. De zesde lezing komt als de vierde onder het hoofd: 'De patriotten en Simon Stijl' in de L. F. en K. voor, waarin, volgens Thijm, 'eerder een politiek-historische dan een littera- rische stoffe' behandeld werd. De spreker verhaalde weder om een en ander over de omwenteling 'zonder ditmaal be langrijke litterarische elementen aan te voeren'. De referent stoot zich aan de qualificatie van de Pruis als huurling, waar uit blijkt dat Huet 'de geschiedenis der veldtocht (van 1787) niet genoegzaam kent'. In aansluiting hierop toont Thijm aan, dat de in de vorige lezing beschreven gefingeerde ontmoeting van Van der Palm en Bilderdijk op de Hilversumse heide - Bilderdijk zou de Pruisen als gids gediend hebben - in geen enkel opzicht op historische grondslag berusten kon, omdat het Pruisische leger langs drie andere wegen Nederland binnen-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1947 | | pagina 95