- 59 -
zou worden gegeven. In plaats daarvan echter besprak hij de
litteratuur in verhouding tot de school, de huiskamer en het
toneel. Hoewel deze opzet in de uitwerking der lezing gehand
haafd werd, drukte Gideon Huet ze in het 24e deel de L. F.
en K. als zesde lezing af onder de zonderlinge titel: 'Feith en
Kinker', namen die wel in de lezing werden genoemd, maar
slechts terloops en geenszins als karakteristieke figuren in de
behandelde stof. Ook over deze voordracht was Thijm weinig
verrukt. Aan zijn kritiek voegt hij de schildering toe van een
schoolmeester van de oude stempel, toegelicht met de 'School
regelen van Bastiaan Kinderlief'. De slotsom van zijn be
schouwingen vat hij aldus samen:
'Dit moet ik ten slotte zeggen, dat, in het openbaar, nog
nooit aan eenig tijdperk onzer lettergeschiedenis eene zoo uit
voerige en konsciënciëuze behandeling der onderdeelen be
steed werd, als de Heer Huet aan de laatste jaren wijdde der
vorige eeuw, hij bracht werkelijk elementen bij elkander voor
eene rijkere en juistere charakteristiek van een deel onzer
historia litteraria dan ooit voor Nederland geleverd zijn. Ik
hoop van harte, dat de heer Huet zijn oefeningen voort zal
zetten, maar, ter meerdere vruchtbaarmaking nog, zijn plan
met meer vastheid bepalen zal, eer hij het gebouw voor ons
oog doet oprijzen.'
Reeds tijdens de voordrachten overwoog Huet de vraag, of
hij een antwoord zou schrijven op de kritieken van Alber-
dingk Thijm. Hij raadpleegde Potgieter. 'Onder den vorm
eener repliek of antikritiek'—schreef hij hem 2 7 Januari 18617—
zou ik een karakterschets of schetsje van den heer Thijm als
letterkundig geschiedschrijver (voornamelijk met het oog op
zijn Littérature néerlandaise) wenschen te leveren en bij die ge
legenheid tevens eenige onjuistheden in zijn beoordeeling
mijner voorlezingen rectificeeren. Wat dunkt u hiervan? Ben ik
dit in uw oog aan mijn publiek van dezen winter en aan mij-
zelven al of niet verplicht?'
Potgieter antwoordde op 28 Januari8: 'Lieve vriend, Gij
vraagt het aan iemand, die heel zijn leven van gevoelen is ge
weest that if he had his say, another may have his. Ten anderen is er
tusschen u en Thijm een zoo groot verschil van standpunt in
de beschouwing van Bilderdijk, dat ge beiden levenslang over
den man zoudt kunnen schrijven, zonder elkander vele schre
den dichter te komen Thijm als Letterkundig Geschied-