- 5 -
was bleek duidelijk toen hij dit ambt 25 jaren vervulde. Hem
werd o.m. de gouden legpenning van de Vereniging over
handigd met de volgende inscriptie: Viro egregio de societate
cui nomen Haerlem per annos MCMIII—MCMXXVIII ab
actis optime merito. Vrij vertaald: Aan de voortreffelijke
mens en de meest verdienstelijke secretaris.
Van 19041907 was hij tevens penningmeester. Tenslotte
aanvaardde hij na het overlijden van Vincent Loosjes op
16 October 1931 het voorzitterschap, dat door zijn overlijden
een einde zou nemen. In deze welhaast achttien jaren drukte
hij een stempel op de Vereniging, zodat zijn naam en die van
Haerlem onafscheidelijk werden. Door zijn toedoen kwamen
de jaarboeken tot stand, groeide het ledental tot een veelvoud
van wat het was. Zijn kwinkslagen waarmede hij de bijeen
komsten of voordrachtavonden opende en sloot, zullen U nog
wel in de oren klinken. En evenals in zijn uitgeverij gold ook
hier voor hem het devies: het is niet de quantiteit maar de
qualiteit, welke vooraan behoort te staan.
Het kon niet uitblijven, dat ook de Bond Heemschut en de
Vereniging Hendrick de Keyser hem achter de bestuurstafels
nodigden.
Elke morgen placht hij een korte wandeling door de oude
stad te maken, praatte met deze en gene en stak zodoende
veel op, dat later in zijn Jeugdherinneringen kon worden ver
werkt. Door voorkomen en optreden stempelde hij zich tot
een persoonlijkheid, maar tevens tot een lid van het uitster
vende ras der specifieke Haarlemmers. Hij ijverde onverdroten
voor de verrijking der stad en daartoe behoorde hij niet alleen
tot de 'Vereniging tot uitbreiding van de verzameling van
kunsten en oudheden op het Frans Halsmuseum' maar van
1914 tot aan de opheffing in 1946 maakte hij deel uit van de
'Commissie van toezicht' op dit museum, waarvan de laatste
vijfjaren als ondervoorzitter.
Zijn godsdienstige aanleg deed hem een trouw bezoeker zijn
van de Doopsgezinde Kerk, welke hem in 1904 tot kerke-
raadslid benoemde. Dit laatste bracht allerlei functies mede,
waarmede hij de tradities van het geslacht Tadema en van de
familie Bohn voortzette. Een Hogere Macht dan wij zal
kunnen beoordelen hoe hij in deze taak geslaagd is, maar te
constateren valt voor ons met hoeveel liefde hij zich gaf aan de
Haarlemse geloofsgemeenschap. Vooral de kinderen op de