- 6 -
beide Doopsgezinde Scholen namen een grote plaats in zijn
hart in. Bij herhaling werd hij door de Haarlemse Gemeente
afgevaardigd naar de Algemene Doopsgezinde Sociëteit.
Gelijk hij meende is het voor een uitgever noodzakelijk ook
als schrijver op te treden, al was het alleen om ook van die
zijde met eigen ogen de uitgeverij te beschouwen. Deze wens
kon hij vervullen met zijn 'Jeugdherinneringen', waarvan de
eerste druk in 1937 verscheen en de tweede oplaag enkele
weken voor zijn overlijden het licht zag.
In 1939 benoemde de Maatschappij der Nederlandsche Let
terkunde te Leiden hem tot lid. Een reeks van jaren was hij
directeur van de Hollandsche Maatschappij der Weten
schappen te Haarlem.
In 1933 werden hem de versierselen van Officier in de Orde
van Oranje Nassau verleend.
'Mijnheer Tadema' heeft een welbesteed leven gehad, waar
van de laatste jaren hem zwaar vielen. De veranderde tijd
geest, de vervlakking en verwarring gingen zijn gevoelige
geest niet onopgemerkt voorbij. Het gebeuren in de bezettings
jaren botste te zeer met zijn francophile inslag, dan dat het
hem een ogenblik onberoerd kon laten. En wanneer hij in de
laatste tijd teruggreep op het verleden dan ontvielen hem vaak
de woorden: hoe ouder men wordt, des te meer wordt men
overtuigd van zijn eigen onbelangrijkheid en niet geslaagd zijn.
Voor kort las ik de wapenspreuk: 'Deus nobis haec otia
fecit en op dat ogenblik kwam mij het beeld van Johannes
Leendert Tadema voor ogen. God heeft ons deze geestes-
verpozingen verstrekt! Zo was het bij hem: dankbaarheid aan
God voor het leven en de jaren hem geschonken, voor alles
waartoe hij zijn geest heeft kunnen zetten en bovenal dank
baar aan haar, die acht-en-veertig jaren zijn leven deelde.
Nameen ziekbed van enkele dagen, waarvan hij wist, dat
het zijn sterfbed zou worden, is hij op 29 Mei 1949 in vrede
ontslapen. Moge de eeuwige vrede zijn deel zijn
P. A. Dijkema