ledige vertrouwen, zowel van de Justitie als van de delinquen
ten. Zijn rapporten waren voortreffelijk en zijn conclusies bijna
altijd juist.
Toen hij in 1936 als secretaris van de Reclasseringsraad
moest aftreden, kwam aan zijn activiteit geenszins een einde.
Hij werd bestuurslid van de afd. Haarlem van het Ned. Ge
nootschap tot Reclassering en enige jaren voor zijn dood werd
hem uit erkentelijkheid voor zijn grote verdiensten als reclas-
seerder het erelidmaatschap van deze afdeling aangeboden.
Tevens was hij Secretaris van de Commissie van Reclassering
van de Nationale Christen-Geheelonthoudersvereniging en ook
van deze Commissie werd hij erelid. Verder is Overmeer lid
van de Kerkeraad van de Ned. Herv. Gemeente te Haarlem
geweest en lid van het Classicaal Bestuur der Ned. Herv.
Kerk. Dan is hij nog Regent geweest van het Diaconiehuis der
Ned. Herv. Gemeente te Haarlem en Secretaris van de Sectie
'Onmaatschappelijken' van de Ned. Herv. Ver. voor Geeste-.
lijke Volksgezondheid.
Dit alles is slechts een bloemlezing; van talloze andere ver
enigingen is W. P. J. Overmeer in de loop der jaren voor
langere of kortere tijd bestuurslid geweest.
Ten slotte zijn van zijn hand vele artikelen verschenen, voor
namelijk over de geschiedenis van Haarlem en Omstreken. Zo
heeft Overmeer o.a. het bekende boek over de Haarlemse
Straatnamen geschreven, dat door de Vereniging 'Haerlem' is
uitgegeven. Zijn uitgebreide collectie ansichtkaarten van
Haarlem heeft hij aan deze vereniging afgestaan.
Men ziet, een respectabele staat van dienst, maar met deze
enigszins droge opsomming van werkzaamheden is Overmeer
niet ten voeten uit getekend. Wie, zoals ik, vele jaren met
Overmeer heeft mogen samenwerken zal deze nobele mens
niet spoedig vergeten. Steeds stond hij klaar om een mede
mens, die in moeilijkheden verkeerde, met raad en daad bij te
staan; daarbij was hij allesbehalve een weke figuur. Hij kon,
waar dit nodig was, een verdachte ongezouten de waarheid
zeggen en liet allerminst met zich spotten. Toch liet hij nooit
iemand los, indien hij nog enige kans op reclassering aanwezig
achtte en in dit opzicht gaf hij de moed niet spoedig op.
Zo zie ik in Overmeer niet in de eerste plaats de schrijver
van interessante verhandelingen over het oude Haarlem, doch
vooral de man, wiens leven voor velen een zegen is geweest.