WILHELMUS JOHANNES BARTHOLOMEUS VAN LIEMT 26 Juni 1873 - 22 Augustus 1949 Uitgerust met de officiële namen Wilhelmus Johannes Bartholomeus van Liemt, werd op 26 Juni 1873 te Beverwijk de man geboren, die later te Haarlem kortweg 'Willem van Liemt' genoemd zou worden. Zijn grootvader - Barth van Liemt - dreef aan de Oude Gracht alhier een aannemersbedrijf: diens zoon, Barth Jr, vestigde zich in Beverwijk, waar hij eenzelfde bedrijf stichtte. In deze Beverwijkse tijd werd Willem van Liemt geboren. Spoedig daarop keerde het jeugdig gezin naar Haarlem terug, zodat de successie in Haarlems burgerschap slechts korte tijd door een tak van de familie van Liemt onderbroken is. In de voorvaderlijke branche van de aannemerij zag men voor de opgroeiende Willem weinig heil: zijn toen reeds zwakke ogen waren hiertoe een beletsel. Wijl een handelsgeest zich in hem openbaarde, zocht hij zijn weg in mercantiele richting en opende een modemagazijn in de Anegang. Aanstonds deed hij zich kennen als een strijdlustig zaken man, die een heldere kijk toonde op alle Middenstands-vraag stukken. Tevergeefs deed men in die dagen een beroep op hem, zich een verkiezing tot lid van de Haarlemse Gemeenteraad te laten welgevallen; het ontbrak hem immers aan voldoende tijd voor een juiste waarneming van het Raadslidmaatschap. Toen zijn zaken zich eenmaal geconsolideerd hadden, stelde hij zich beschikbaar: op 15 Juni 1915 deed hij zijn intrede op 't Prinsenhof. Het vertrouwen van zijn fractiegenoten verhief hem spoedig tot hun voorzitter; in September 1927 werd hij gekozen tot voorzitter van de drie rechtse Raadsfracties. Zijn zakelijke belangstelling voor het openbaar leven en zijn bijna spreekwoordelijke liefde voor Haarlem voorspelden reeds toen, dat zijn politieke carrière ten Prinsenhove niet zou be perkt blijven tot het lidmaatschap van de Raad. Toen Mr J. N. J. E. Heerkens Thijssen aftrad, werd Van Liemt, in de vergadering van 1 September 1931, tot wethouder gekozen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1949 | | pagina 51