- 44 - loop versneld hadden bij" geluk al spoedig tegen de fourgon, die vóór reed, gestuit wierden.' Toen de leden 'op Hillegom een baarsje gingen bikken' hadden enigen hunner '3 ponden groote baars afzonderlijk laten afwegen, tellen en merken'. Welke blijkbaar door het zelfde lid, dat ten huize van Mr Heshuyzen zooveel paling verorberde, 'als een verklaard liefhebber van zeer groote baars, met velen der overschietende van kleine soort, werden opge geten zonder daardoor verhinderd te zijn om van hetgeen bij de tweede en derde aanrechting wierd opgedragen met smaak te gebruiken, of zijne maag eenigszins te overladen, dewijl hij de vaste gewoonte had van zich nooit geheel te verzadigen, maar met een zekere graagte uit te scheiden, die hem nooit zoude belet hebben van nog 73 (indien niet de *ja) der genut tigde portie naar binnen te zenden.' De thuisreis leverde ook ditmaal moeilijkheden op. Er was een gast 'wiens hoofd bij het afscheid nemen scheen te duize len, terwijl hij inzonderheid op zijne hielen stond te waggelen. Hij wierd met moeite op zijn paard geholpen, en (volgens 't geen hij ons naderhand verhaalde) op zijn rit naar Bloemendaal (waar hij met eenen zijner vrienden op een klein buitengoed genaamd Duinendaal zijn zomerverblijf hield) een fatzoen- lijk gezelschap tegenkomende, verloor hij zijnen hoed en durfde het niet wagen om van zijn paard te stappen, wegens de be wustheid dat de bovengenoemde ongemakken van duizeling en waggelen hem het opstijgen zouden verbieden, zoodat hij besloot op die plaats te vertoeven, tot er zich iemand vertoonde \Cden hij zoude durven verzoeken om den hoed voor hem op te rapen, in welken wensch hij dan ook, na ruim r/4 uur gewacht te hebben, gelukkig slaagde.' Maar zelfs op korte afstand was behouden thuiskomst niet altijd verzekerd. Na een avondbijeenkomst op het buiten verblijf 'Houtrust' van Mr A. van Zeebergh door de Hout terugkerende langs een pad met greppels ter weerszijden was er onder de gasten een, 'Die met het hoofd omhoog het starrenheir zag blinken, Maar ach't wierd hun niet lang gegund, Want, hellende over 't zwaartepunt, Deed de uitgeglipte voet hem in een grebbe zinken.'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1949 | | pagina 76