- 46 - Slechts tweemaal in een jaar bij 't glas van vreugd deed [gloeijen.' Heel sterk is deze verdediging stellig niet. Bij het vijftigjarig bestaan, in 1828 in 'het nieuw gebouwde Badhuis te Zandvoort gevierd' trad de nu 71-jarige Van Vare- len weder als feestdichter op. 'Schoon een ondoofbre stem mij meldt, Dat zich mijn sterflijk deel met spoed ten grave snelt.' Dit vers herdenkt de overledenen en onthoudt zich van de persoonlijke toespelingen en de feestverslagen waaraan het eerste gedicht zo rijk was. "k Zal nu, terwijl 'k de bron nog mag voor mij zien springen Die, meer dan vijftig jaar en mild Door teug bij teug mijn dorst naar kennis heeft gestild Den toon slaan, waartoe hart en leeftijd thands mij dringen.' Tot de oprichters van het gezelschap behoorde, zoals wij reeds zagen, de conrector van het gymnasium W. H. Bruinier (1719-1780), wien in het vers van 1803 verscheidene couplet ten zijn gewijd. Hij wordt ons beschreven als een man van edel karakter, die kans zag van zijn sobere bezoldiging nog zijn zuster in Overijsel te ondersteunen. Bij zijn leerlingen was hij zeer gezien; de streng door hem gehandhaafde tucht ten spijt waren 'de domste, de traagste en meest onstuimige' zijner leer lingen van de juistheid zijner aanmerkingen en kastijdingen overtuigd. Hij onthield zich van het gebruik der toen nog gangbare plak en stok en bepaalde zich tot een - nimmer uit gevoerde - bedreiging met deze middelen. Zijn oud-leerlingen bleven zijn vrienden; verscheidene hunner pasten hem op en waakten bij hem tijdens zijn laatste ziekte. Zijn uiterlijk was indrukwekkend. 'Zijn hoofd was in een pruik gehuld, Zes lagen hoog gekruld; Zijn voet, waarop 't gevaarte als op een pijler steunde Was lang, gespierd en breed van rand.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1949 | | pagina 78