- 53 -
gansche beschaafde bevolking getuige is geweest, en hoedamge
er meermalen, naar aanleiding van het Criminele wetboek
voor het Krijgsvolk te water en te land, in ons vaderland moe
ten plaats hebben en werkelijk worden ten uitvoergebragt;
Het Bestuur der Afdeeling stelt echter op den voorgrond,
dat wel verre van de regterlijke uitspraken tegen de genoemde
17 militairen te berispen of zelfs te beoordeelen, deze gebeurte
nis alléén als een voorbeeld wordt bijgebragt om te doen zien,
dat bij een dergelijke regtspleging aan het Genootschap tot
Zedelijke verbetering der Gevangenen, voorwaar weinige mid
delen overblijven, om de ongelukkigen, welke op zulk eene
wijze in het openbaar geschandvlekt en onteerd zijn geworden,
op het pad van eer en deugd terug te brengen
Het krijgswezen moge dan strengere straffen vereischen,
even als bij het Burgerlijke zal nogthans billijkheid en mensche-
lijkheid in deszelfs Strafwetboek moeten doorstralen, wil men
zich van de gehoorzaamheid aan deszelfs bepalingen een gun
stig gevolg beloven, indachtig zijnde dat geene huurlingen
alleen, maar vooral de zonen der burgeren de kracht der
Nederlandsche legers uitmaken. Maar hoe zal men die gehoor
zaamheid kunnen verwagten, wanneer een in het oog d,es volks
dikwijls gering vergrijp op eene wijze gestraft wordt, welke eer
geschikt is om alle gevoel voor verbetering te onderdrukken als
om hetzelve op te wekken? Welke keuze blijft den dader over
gelaten die, na in het openbaar onteerd en mishandeld te zijn,
buiten de poort wordt uitgeleid en daar, met de hoogste ver
achting, der wereld wordt ingestoten, zonder vrienden en ge
noegzaam zonder middelen om zich voor den hongerdood te
beveiligen? Met een ligchaam, door riet- en stokslagen mis
schien zoodanig verminkt en geteisterd dat hij voor altijd
buiten staat is om, door eigen arbeid, het schamele brood te
verdienen? Zal hij niet de weinige krachten, welke men hem
heeft overgelaten gebruiken om met geweld te nemen 't geen
de natuur hem als behoefte heeft, leeren kennen? zal hij wel
aarzelen om dengenen, die weigeren mogt aan zijne eischen te
voldoen, ter neder te stoten, een leven gering achtende, waar
van het edelste beginsel het gevoel voor eer en menschelijkheid
is aangetast en verdoofd? En dat dit het gevolg is van alle
wreede ligchamelijke straffen en kastijdingen, is een waarheid,
welke de geschiedenis allerwege bevestigtEn men zegge
niet dat men zonder stokslagen de krijgstucht niet kan hand-