- 59 In de loop van het jaar 1848 overleed de pas benoemde onderwijzer en men besloot het geven van onderwijs te doen ophouden, totdat een geschikte nieuwe onderwijzer mocht zijn gevonden. Op het gehalte van het lagere gevangenispersoneel werpen de notulen van 9 Januari 1849 een allesbehalve gunstig licht: 'Aan de gevangenen die zulks verlangen worden boeken ter lezing uitgereikt; of de tractaatjes van het Matigheids Genoot schap, welke onder de gevangenen worden verspreid eenen heilzamen indruk alhier zullen achterlaten mag men betwijfe len, daar zoo het waar is, dat voorbeelden meer opwekken dan eenig geschrift, dat der Sluiters en Suppoosten hieromtrent wel iets te wenschen zal overlaten.' In hetzelfde jaar zag een verslag over de eerste 25 jaren van de afdeling het licht, waarvan ik enkele bijzonderheden meen niet onvermeld te mogen laten. Wat te denken van de volgende alinea: 'Aan de gevangenen die dit verlangen worden boeken ter lezing gegeven. Weinigen maken daarvan echter gebruik want des daags werkt men in de spinzaal en daar de vertrekken des avonds niet verlicht worden, is daartoe alsdan aldaar geen gelegenheid?' Over de algemene resultaten schrijft de samensteller van het verslag: 'Een der grootste weldaden van het Genootschap achten Bestuurders hierin gelegen dat de Staat van verwijde ring tusschen ontslagen misdadigers en de overige leden der Maatschappij door deze instelling, zoo al niet heeft opgehou den, dan toch is gewijzigd. De ontslagene ziet niet meer in eiken burger die zijn treurig lot niet deelt, een man die hem veracht, de Maatschappij niet meer in elke ontslagene een booswicht, dien hij moet schuwen.' Dit is inderdaad een belangrijk resultaat. Dat men zich ook van practische moeilijkheden terdege rekenschap gaf, blijkt uit het volgende: 'In liefdadigheid is evenzeer alle verspilling van krachten verderfelijk als in de geheele huishouding op aarde. Men gelooft daarom beter 99 af te wijzen en 1 te redden, dan aan 100 zonder eenig afdoend gevolg eenen bijstand te geven welke slechts tijdelijk kan baten. Is dat gevoelen gegrond, dan zoude de stoffelijke zorg zich slechts tot weinigen kunnen be palen en reeds in de gevangenis zoude men alzoo naauwlettend behooren toe te zien, dat men de keuze op geschikte personen vestige.' Het probleem is juist gesteld, de oplossing kan ons

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1949 | | pagina 91