en velen insprong met veronachtzaming vaak van zich zelf, werd hij van huis en hof verdreven en moest met de zijnen zijn toevlucht zoeken in een gesticht bij Loosduinen. Hier bekwaamde hij zich voor de nodige tentamens, die hij bij de verschillende hoogleraren 'zwart' aflegde, en schreef hij zijn genoemde dissertatie over een onderwerp, dat hem reeds jaren bezig had gehouden. Hij was een mild, aantrekkelijk man, onopgesmukt, vrien delijk en vol belangstelling in allen, die zijn weg kruisten. Hij hield van de natuur; stond de rogge op schoven, dan kwam hij er gaarne een dagje voor over naar Gelderland. 'Hem, uit Wien, door Wien en tot Wien alle leven is', het heilige allerwege op te merken, lag in zijn wezen. Zijn vrien den droegen hem op de handen. Er was soms iets kinderlijks in hem, dat hem echter eerder innemender nog maakte dan dat het als een tekort kon worden aangemerkt. Hij gold als ietwat onpractisch; maar dit betrof alleen zakelijke kleinig heden, waarvan hij de gevolgen met een glimlach wist te aan vaarden en ook de lichte spot, welke dan wel eens zijn deel werd, doch die jegens hem nooit vinnig kon worden. In de grote aangelegenheden evenwel was hij het minder dan wie ook. Zijn gespannen gevoelsleven en zijn diepe denken ver schaften hem innerlijke waarden, die hem een sterker zelf standigheid verleenden dan de meesten bezitten. Het 'onaan tastbare', waarover hij schreef, kende hij beter dan menigeen en juist hierdoor vermocht hij het in te helderder licht te plaatsen voor anderer ogen. Wat hem zelf werd opgelegd, wist hij met stil en sterk geduld te dragen; ook de pijnen en lasten en drukkende vooruitzichten, die de ellendige, slopen de ziekte, waaraan hij te langen leste is bezweken, jaren achtereen voor hem meebracht. Aan anderen deelde hij in hun moeilijkste ogenblikken uit van zijn grote kracht. De kinderen van zijn vrienden en dezen zelf klopten bij hem aan, als zij naar uitkomst zochten, evenals vele van zijn ge meenteleden. Dan kon hij een stut en steun en hulp zijn als weinigen en in hartelijke vertrouwelijkheid van gedegener raad dienen dan menigeen anders. Zo is hij in zijn, naar menselijk inzicht al te vroeg afgebro ken, maar ongewoon rijke, leven een zegen geweest. R. P. Cleveringa

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1950 | | pagina 28