Anna Cornelia Druijvesteijn 3
gebooren den 25 Maart A° 1802,
heeft den eersten steen gelegd
aan dit gebouw van haare broeder
den Weledele Heer Wm. Pp. Barnaart
Zoals uit de tekeningen van voor- en achtergevel in het
boekwerkje van J. van Straaten blijkt, was de voordeur in
het onderhuis oorspronkelijk een enkele deur, de tuindeur
in de achtervestibule daarentegen een dubbele deur. Alle
ramen in de achtergevel hadden dezelfde ruitverdeling als
de ramen, die zich thans nog in de uitbouwen bevinden. De
tekening toont ons verder de achtergevel zonder balkon of
bordes. Aan de zuidzijde van de oostelijke uitbouw bevindt
zich in de gevel een hardstenen plaat met het volgende in
schrift:
en deszelfs echtgenoote
Vrouwe E. C. H. Teding van Berkhout
op den 26 April A° 1804.
Aan het einde van de tuin vindt men in één gebouw ver
enigd de koetsierswoning, het koetshuis en stalling oorspron
kelijk voor twaalf paarden. Toegang ertoe verleent een por
tiek rustend op twee kolommen. Op het Dorisch front is in
1880 aangebracht een driehoekige fronton met koepeltoren
tje en hierin geplaatst het uurwerk met toebehoren, tevoren
aanwezig in het koetshuis van het ernaast gelegen perceel.
Ook de vier bij het koetshuis geplaatste beelden zijn in 1880
overgebracht uit de naastgelegen tuin. De symmetrie van de
gevel aan de tuinzijde is gebroken door een uitbouw van het
koetshuis, aangebracht tussen de jaren 1868 en 1880. De in
1900 aangebrachte schuifdeuren aan de Ridderstraat zijn in
de plaats gekomen van naar binnen draaiende dubbele deu
ren. In 1920 werd het koetshuis door het leggen van een be-
tonvloer enz. ingericht tot garage.
Nog tijdens de bewoning door de familie Barnaart wer
den de Kleine Zijkamer en de Spreekkamer op de Principale
Etage samengetrokken tot één groter vertrek. De in de
Spreekkamer aanwezige zilverkast werd daarbij overgebracht
naar het reeds eerder genoemde ingestoken Kabinetje. Op