HAARLEM ALS PLAATS VAN
HANDELING VAN
'EEN HOLLANDS DRAMA'
Door het verschijnen in 1949 van 'Arthur van Schendel,
zijn leven en werk' door G. H. 's-Gravesande zijn de vroeger
zo uiterst schaarse biographische gegevens over Van Schen
del in belangrijke mate vermeerderd. We weten nu, dat hij
vier maal in Haarlem heeft gewoond, zij het telkens voor zeer
korte tijd. Geboren in 1874 te Batavia, kwam hij op 5-jarige
leeftijd voor 't eerst in Haarlem. Zijn vader, gepensionneerd
luitenant-kolonel van het K.N.I.L., vestigde zich daar 1 Au
gustus 1879, Florapark 25. Maar reeds 14 December 1880
overleed hij, en van die tijd af begon een leven van zwerven
voor de achtergebleven moeder en zoon. Ze woonden eerst in
Den Haag, daarna weer te Haarlem, in 1883 te Amsterdam,
dan in Den Haag, Apeldoorn, en weer te Haarlem en Am
sterdam, rusteloos rondtrekkend van de ene woning naar de
andere. Zijn latere zwerflust had Van Schendel blijkbaar
van geen vreemde. Voor de vierde maal kwam hij te Haar
lem, toen hij daar een betrekking vond als leraar in het Engels
aan het toen zeer bekende Instituut Prins aan het Staten
Bolwerk. Op 30 Maart 1901 werd hij, komende van Den Haag,
in het Bevolkingsregister der gemeente Haarlem ingeschre
ven als 'onderwijzer' (ambtenaars-formalisme? of een typische
'understatement' van de zeer Engels georiënteerde Van
Schendel, die zich ook nooit letterkundige wilde noemen,
maar wel 'schrijver'?). Lang is hij hier niet werkzaam geweest,
want op 9 Augustus 1902 vroeg hij zijn verhuisbiljet aan
voor Amsterdam, vanwaar hij spoedig naar Engeland vertrok.
Gedurende deze vier korte verblijven moet hij toch de
topographie en de atmosfeer van Haarlem diep in zich opge
nomen hebben. Men vindt er de sporen van vooral in zijn
latere werken, in 'Fratilamur' (1928), in de 'Herinneringen
van een dommen jongen' (1934), in 'Mijnheer Oberon en
Mevrouw' (1940), in het gedicht 'De Nederlanden' (1945),
maar vooral in 'Een Hollandsch Drama', dat in 1935 verscheen.
Het is een zwaar en somber boek, dit 'Hollands Drama',