54
en de nog geen 20-jarige W. Borski6 was zoo hevig gekant
tegen al wat 's konings rok droeg, dat hij zijne moeder wist te
bewegen geene toestemming tot eene verloving van hare
dochter te geven voor en aleer haar uitverkorene den mili
tairen dienst verlaten had. Tegen heug en meug moest deze
zijn ontslag indienen, hetgeen 19 Juni 1819 verleend werd,
met de eervolle benoeming tot commies van staat honorair.
Doch de a.s. zwager, die zoo jong reeds de lakens uitdeelde,
had met een mogelijk verblijf in de residentie van het jonge
paar, evenmin op. Hij had een beter plan. Volgens hem moest
een officier genoeg kennis van kaarten hebben, om op dat
gebied "nuttig" werkzaam te zijn. Er werd dus voor den ge
wezen luitenant-adjudant een winkel ingericht aan de zoo
genaamde Buitenkant te Amsterdam, waar hij aan de zee
kapiteins het noodige materiaal kon verkoopen, waardoor hij
tevens van een mogelijke losbolligheid, die volgens W. Borski
II, met name den officieren der ruiterij eigen was, radicaal
genezen zou worden. Zijne militaire liefhebberijen mocht hij
dan uitleven bij de schutterij. Dit deed hij zoo wel, dat hij
10 Januari 1833 tot majoor commandant benoemd werd en
zijne loopbaan zelfs eindigde als gen. maj. adjudant des Ko
nings i.b.d. Volgens overlevering werd de kaartenzaak pas
voor goed verlaten, toen zijne schoonmoeder ter ziele was in
1846. Verre van onbemiddeld, had Boonen intusschen de
opbrengst dier zaak jaarlijks besteed aan de aanschaffing van
bijzonder zuivere en gelijke paarlen, die zijner vrouw een
schitterend snoer vormden.'
In 1879 overleed Mevr. Staats Boonen en liet Bloemen-
heuvel, dat zij steeds 's zomers met haar personeel had be
woond, na aan haar broer: Johannes Borski, die, naast zijn
kunstzinnige belangstelling, ook sterk geïnteresseerd was bij
de tot stand koming der eerste spoorwegen in ons land. De
Heer Bijleveld schrijft t.a.p.: 'Zijn vrouw Olga Emelie
Sillem te St. Petersburg geboren, had eene groote afkeer van
dit vervoermiddel. Sinds hare prille jeugd aan veel reizen
gewend, bleef zij immer trouw aan koets en paarden. Als zij
des zomers buiten was en hare overkomst in stad bleek noo-
dig, zonder eenig bezwaar reed zij heen en weer, tot het laatst
van haar leven doende, zooals zij gewend was.' J. Borski,
die ook het Bloemendaalse Hartenlust bezat en bewoonde en
in het voorjaar van 1882 het overstuk van Bloemenheuvel