REDE UITGESPROKEN DOOR DE SECRETARIS OP DE VER GADERING TER GELEGENHEID VAN HET 50-JARIG BESTAAN OP 3 NOVEMBER 1951 Mijnheer de Burgemeester van Haarlem, Mijnheer de Burgemeester van Beverwijk, Mijnheer de Wethouder van Onderwijs van Haarlem, Dames en Heren Vertegenwoordigers van landelijke en plaatselijke zusterverenigingen, Mijnheer de Ere-Voorzitter, Leden van het Bestuur en leden van de Vereeniging Haerlem, Dames en Heren, Laat ik U allen samenvatten onder de naam vrienden. De vriendschap tot wat Haerlem nastreeft verbindt immers ons allen en het waren met elkaar bevrienden, die gisteren voor een halve eeuw de vereniging constitueerden. Het is geen toevalligheid, dat we heden in dit etablissement verenigd zijn, daar toch reeds van de eerste jaren af vergade ringen in De Kroon werden gehouden, zodat U zich thans op min of meer heilige grond bevindt. Lang heb ik mij beraden hoe de aangekondigde feestrede in te kleden en ik meende het niet beter te kunnen doen dan in de stijl van Haerlem te blijven en U in gedachten mede te nemen op een korte wandeling door een gedeelte van de stad en van haar omstreken, waarbij wij vele zaken, welker behoud ons vreugde verschaften, zullen passeren, evenals vanzelf sprekend een enkele maal datgene, wat tot ons leedwezen verdwenen is. Helaas is het laatste meer in aantal dan het eerste, maar op deze feestsamenkomst zal ik U voor een teveel aan droefenis behoeden. Ge zijt thans gezeten in een der zalen van De Kroon met zijn prachtige herstelde gevel, waarvoor Uw bestuur in 1932 de legpenning waarvan het ontwerp ons gracielijk door de heer Elias Voet in 1914 werd aangeboden, aan de heer Brink- mann uitreikte.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1951 | | pagina 17