JAN VAN KONIJNENBURG
11 September 1869—16 Juli 1951
De heer J. van Konijnenburg, arts, die op 16 Juli 1951 over
leed, was geen geboren Haarlemmer, maar heeft in de 16
jaren, gedurende welke hij zijn functie van directeur van de
G.G. 8c G.D. vervulde, een belangrijke plaats ingenomen in
het openbare leven van onze stad en veel bijgedragen tot haar
ontwikkeling in de periode van haar grootste groei.
Op 11 September 1869 werd hij te Groningen geboren, in
welke stad hij ook zijn medische opleiding genoot. Geduren
de zijn studiejaren was hij enige tijd assistent voor Physio-
logie en Histiólogie bij Prof. Huizinga, en na zijn artsexamen
in 1894 op de interne en chirurgische afdelingen van het
Burger-Ziekenhuis te Amsterdam.
Alvorens zich daarna als practiserend huisarts in Amster
dam te vestigen, maakte hij eerst een reis als scheepsarts naar
Nederlands Indië.
Door de grote invloed, welke er van zijn sterke en toch
zeer gevoelige persoonlijkheid uitging, wist hij spoedig het
vertrouwen van zijn patiënten te winnen en het was dan ook
niet te verwonderen, dat hij zich in korte tijd in een bloeien
de praktijk mocht verheugen. Zijn succes lag niet zozeer aan
de door hem voorgeschreven medicijnen, want als men hem
mocht geloven, schreef hij deze practisch nooit voor, tenzij
men er speciaal op aandrong. Dan gaf hij wel eens wat won
derolie, een zuur drankje of decoctum chinae. Met zijn ka
rakteristiek spottend lachje, kon hij vaak zijn ongeloof in de
waarde van allerlei geneesmiddelen te kennen geven.
Tijdens zijn Amsterdamse tijd was hij ook stads-chirurg,
aanvankelijk tegen het vorstelijk honorarium van 50,— per
jaar. Ook was hij controlerend geneesheer van de Rijkspost
spaarbank.
Op 1 Aug. 1918 verliet hij niet zonder weemoed de stad,
die hem zo dierbaar was geworden om een taak te aanvaarden
bij de nieuw opgerichte G.G. 8c G.D. te Haarlem, aanvan
kelijk als geneesheer, doch vanaf 14 Mei 1919 als directeur.
In Haarlem heeft hij het niet gemakkelijk gehad. Tegen
veel vooroordeel van oudere collega's ten aanzien van de
medische controle, welke destijds nog medische politie werd