- 48 -
II
Dit in 1809 door het Rijk verkregen eigendom, dat sedert
1650 voor het grootste deel in het bezit was geweest, achter
eenvolgens van de families Van Thilt, De Givry, Van Dam
en de stad Haarlem, en dat in de loop der jaren, door samen
trekking van ten minste zeventien grotere en kleinere per
celen, tot één geheel was uitgegroeid en met een grote tuin
en koetshuis uitkwam in de Morinnesteeg, strekte zich, in
verhouding tot de totale omtrek, slechts voor een klein ge
deelte langs de Jansstraat uit. Niettemin vond men omstreeks
1650 de bewoning van dit complex toch voornamelijk bij het
smalle gedeelte aan de Jansstraat geconcentreerd. Een drietal
van deze in het algemeen kleine 17de-eeuwse mogelijk
nog oudere huizen, zoals er ook thans nog verscheidene in
de oude binnenstad te vinden zijn, was onmiddellijk aan de
Jansstraat gelegen. De overige woningen, waaronder een en
kele grotere, waren meer achterwaarts geplaatst en hadden
slechts door een ten zuiden van de bovengenoemde drie wo
ningen uitkomende poort hun uitgang naar de Jansstraat.
In 1653 werden twee, de meest zuidelijke, van de drie aan
de straat gelegen woningen door Mr Joan van Thilt ver
bouwd en samengevoegd tot één groter huis. Eerst in 1800,
toen het gebouwencomplex tot zetel van het stadsbestuur
werd ingericht, werd ook het derde huis met de beide reeds
in 1653 samengevoegde woningen verenigd. De drie aan de
Jansstraat gelegen kleine huisjes, die tezamen slechts een
gevelbreedte van 13 meter hadden, waren nu samengevoegd
tot één gebouw (a), dat beneden, behalve de zich aan de
noordzijde bevindende ingang, slechts twee kamers had, elk
met twee ramen aan de straatzijde, alsmede een aan de achter
zijde gelegen bodekamertje. Dit gebouw aan de straat, dat
ook boven nog twee lokalen had, was aan de achterzijde in
verbinding gebracht met een langs de smalle poort gelegen
complex van vijf willekeurig aaneengehechte huizen van
verschillende grootte, dat behalve de woning voor de con
cierge (c) ook nog een zevental kantoorlokalen omvatte. Dit
oudste gedeelte van het huidige gebouw is, behoudens de
verplaatsing van de ingang, tot 1933 vrijwel onveranderd in
stand gebleven.
De in 1809 door het Rijk aangekochte percelen aan de