- 49 -
Jansstraat, die sedert Mei 1807 achtereenvolgens in gebruik
waren geweest voor de administratiën van de Landdrost van
Amstelland (8 Mei 1807-31 December 1810), de prefect van
het Departement van de Zuiderzee (1 Januari—11 Februari
1811) en het Arrondissement Haarlem van dit departement
(sinds 2 December 1811), werden in 1814 bestemd tot zetel
van het provinciaal bestuur van Noordholland. Verschil
lende door de Gouverneur wenselijk geachte voorzieningen
aan gebouw en meubilair werden spoedshalve door de stad
Haarlem getroffen. De hierbij door de stad gemaakte kosten,
ten bedrage van 4.000,—, werden haar in 1815 door het Rijk
gerestitueerd.
Al spoedig bleek dat dit heterogene gebouwencomplex,
waaraan in 1814 slechts de allernoodzakelijkste herstellingen
waren verricht, nog lang geen ideale huisvesting bood. Blij
kens een mededeling uit die tijd bestond het uit 'differente
localen', die indertijd tezamen gevoegd waren en een zeer
wanstaltig geheel vormden. Een dezer lokalen was buiten
gemeen oud en de gevel daarvan dreigde in te storten. De
daken waren zo slecht, dat de op de zolders geplaatste papieren
en archieven waaronder o.a. die van het Departement Am
stelland niet voldoende tegen bederf beschermd waren. In
1816 werd dan ook overgegaan tot aankoop van het ten
noorden aan het Gouvernement grenzende huis van de erf
genamen van wijlen Jhr Mr Wigbold van Sypesteyn. Dit in
1816 voor een gedeelte tot berging van de archieven inge
richte en mede uit drie onderscheidene percelen samen
gestelde huis, dat eveneens bouwvallig was en waarvan de
zolders en vertrekken alle klein waren en zeer ongelijk lagen,
werd in 1820 verbouwd en onder één dak en 'capitale voor
gevel' getrokken met het voorste gedeelte van het zuidelijk
eraan grenzende gebouwencomplex, in 1809 door het Rijk
verworven.
De voorgevel, die, hoewel reeds gelijk in stijl, nog niet de
langgerekte vorm had van de tegenwoordige en zich nu ter
lengte van 28 meter langs de Jansstraat uitstrekte, vertoonde
een symmetrische indeling. De toegang, die voorheen door
het oude huis plaats had, maar die bij de verbouwing van
1820 was overgebracht naar het in 1816 aangekochte gedeelte
(i), bevond zich nu, aan weerszijden door vijf ramen geflan
keerd, in het midden van het provinciehuis en vormt nog