JOHANNES CORNELIS DIRKS
24 Februari 1870 26 October 1952
De levensloop van Jan Dirks valt uiteen in vier perioden:
Amsterdam, Apeldoorn, weder Amsterdam en ten slotte
Haarlem/Heemstede. Ik heb slechts het voorrecht gehad met
hem te mogen verkeren in zijn Haarlemse tijd en heb mij dus
voor het overige moeten verlaten op de mij door anderen ver
strekte gegevens. In de laatste kwart eeuw van zijn leven was
Dirks echter voor alles Haarlemmer en uiteraard zal daarop
in de volgende regelen het licht vallen.
Hij was geboren te Amsterdam, waar hij de H.B.S. bezocht,
trad enige tijd later in dienst van de Koninklijke Papierfabrie
ken van Gelder Zonen en werd in 1900 directeur van de
fabriek te Apeldoorn, welke functie hij vervulde tot 1916, in
welk jaar hij in de hoofddirectie te Amsterdam werd opgeno
men. Tien jaren bleef hij als zodanig werkzaam; in 1926 nam
hij zijn ontslag, nadat hij zich in 1924 metterwoon in Heem
stede had gevestigd.
Naast zijn eigenlijke levenswerk, dat hem veel in het buiten
land bracht, hetgeen zijn blik verruimde en zijn oordeel over
personen en maatschappelijke toestanden verbreedde, ging
Dirks' belangstelling uit naar sociaal werk. Reeds kort na zijn
vestiging te Heemstede werd hij lid van de Voogdijraad, later
ook bestuurslid van de Armenraad en van de Vereniging
Weldadigheid naar Vermogen en commissaris van de Haar
lemse Hulpbank, in al welke besturen zijn weloverwogen en
gedegen adviezen en de toewijding, waarmede hij deze taken
vrijwillig en belangeloos vervulde, hogelijk werden gewaar
deerd.
Jan Dirks was doopsgezind en met hart en ziel wijdde hij
zich aan de belangen van zijn kerk en haar instellingen. Reeds
in zijn Apeldoornse jaren (1896) werkte hij mede aan de tot
standkoming van een doopsgezinde gemeente aldaar; ook in
Amsterdam was hij lid van de kerkeraad. In Haarlem was hij,
behalve kerkeraadslid, gedurende zestien jaren een der direc
teuren van het Fonds tot den Predikdienst; meer dan twintig
jaren maakte hij deel uit van het College van Regenten van
het Weeshuis der Doopsgezinden, in welke functie hij zich
een aantal jaren belast zag met het toezicht op het rusthuis